11 en 12 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden + voltooid deelwoord

Werkwoordspelling
Blz. 244
Wat gaan we vandaag doen?
- Korte herhaling 
- Sterke werkwoorden
Leerdoel:
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.
  • Je kunt het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden spellen.

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Blz. 244
Wat gaan we vandaag doen?
- Korte herhaling 
- Sterke werkwoorden
Leerdoel:
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.
  • Je kunt het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden spellen.

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
Leg uit: hoe gebruik je
't ex-kofschip/'t sexy fokschaap?

Slide 2 - Question ouverte

De peuter ... (morsen, vt) wat pap op zijn trui.
A
morsde
B
morsdde
C
morste
D
morstte

Slide 3 - Quiz

Ik ... (suizen, vt) voorbij op mijn racefiets.
A
suisde
B
suizde
C
suiste
D
suizte

Slide 4 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Klankvaste werkwoorden (lach - lachte)
B
Klankveranderende werkwoorden (beweeg - bewoog)

Slide 6 - Quiz

Sterke werkwoorden
De klank verandert 
zodra je de pv in de verleden tijd zet:

hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie

Slide 7 - Diapositive

Roepen, geven en brengen zijn sterke werkwoorden
A
ja, dat klopt
B
nee, brengen is zwak
C
nee, geven is zwak
D
nee, roepen is zwak

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je de pv van sterke ww in de vt?
  • Normale spellingsregels: zo kort en eenvoudig mogelijk
  • Dus: alleen twee klinkers/medeklinkers (ook dd/tt) als het echt moet voor de uitspraak. 
B.v. schrikken - schrokken, maar zitten - zaten
  • Enkelvoud -d of -t? Luister naar het meervoud. 
B.v. Hij floot of hij flood? Zij floten, dus ook hij floot.
En zij boden, dus ook hij bood.

En let op: nooit -dt in de verleden tijd!

Slide 9 - Diapositive

Even oefenen.

Ik ... (worden, vt) chagrijnig van al die regen.

Slide 10 - Question ouverte

Ai! Mijn stuur ... (breken, vt) doormidden.

Slide 11 - Question ouverte

Hoewel het ... (gieten, vt) van de regen, ... (besluiten, vt) Jiska om te gaan hardlopen.

Slide 12 - Question ouverte

Aan het werk
Opdracht 1(schrift)
Opdracht 2 (boek)
Opdracht 3 (schrift)
Opdracht 4 (schrift)

Slide 13 - Diapositive

Voltooid deelwoord, blz. 246

Slide 14 - Diapositive

Sterke werkwoorden - voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord: de handeling is afgerond (= voltooid).

Er staat in de zin een vorm bij van hebben, zijn of worden.
Het heeft gevroren. Wij zijn begonnen. Jullie worden gekozen.

Bij sterke werkwoorden:
  • Het voltooid deelwoord eindigt meestal op -en.
  • Gebruik de normale spellingsregels. Zitten -> heeft gezeten. 


Slide 15 - Diapositive

Wat zijn de voltooid deelwoorden van:
snuiten, krijgen, oversteken?

Slide 16 - Question ouverte

Aan het werk
Opdracht 2 (schrift)
Opdracht 3 (schrift)
Opdracht 4 (schrift)
Tijd over: Opdracht 1 in viertallen.

Slide 17 - Diapositive