Les 6. 13.3 Transport

Welkom
Pak laptop
Ga om de LessonUp  


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak laptop
Ga om de LessonUp  


Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je weet bij verschillende dieren hoe de gaswisseling en de transport werkt

Wij hebben rood bloed, sommige dieren hebben blauw bloed. Hoe?

Slide 2 - Diapositive

Gaswisseling gaat over de 'wissel' van twee gassen in o.a. de longen of de kieuwen. Welk gas moet worden opgenomen en welk gas moet worden afgegeven?

Slide 3 - Question ouverte

Via welk transportproces vindt de gaswisseling plaats in de longen/kieuwen?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Passief transport
D
Actief transport

Slide 4 - Quiz

Zuurstof wordt dus opgenomen door diffusie in de longen/kieuwen. Waarom heeft het organisme zuurstof nodig?

Slide 5 - Question ouverte

Waar vindt verbranding plaats?
A
In alle cellen
B
Alleen in de spiercellen

Slide 6 - Quiz

Hoe komt die zuurstof dan bij alle cellen?

Slide 7 - Question ouverte

Bloed
- Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffen, zuurstof en koolstofdioxide*

*
niet bij insecten

- Hemoglobine bindt zuurstof en maakt bloed rood (ijzer)

- Insecten hebben geen hemoglobine en dus geen rood bloed

- Sommige schaaldieren hebben blauw bloed (koper)

Slide 8 - Diapositive

Hoe heten de openingen en luchtbuizen bij insecten?
A
Openingen zijn stigmata Luchtbuizen zijn trachea
B
Openingen zijn stigmata Luchtbuizen zijn trachea

Slide 9 - Quiz

Insecten
Gaswisseling via stigmata en trachea

Hart + één enkel bloedvat voor vervoer
voedingsstoffen en afvalstoffen

Bloed gaat er bij de kop uit en stroomt vrij door het
lichaam

Het hart heeft openingen waar het bloed weer in kan 
stromen. Dit heet een open bloedsomloop

Slide 10 - Diapositive

Hoe worden de verschillende onderdelen die horen bij verbranding vervoerd bij insecten?
Door trachea
Door bloed
Zuurstof
Glucose
Koolstofdioxide
Water

Slide 11 - Question de remorquage

Zooooeeeem. Janna heeft een irritante mug in haar kamer. Ze denkt dat ze geprikt is, maar weet het niet zeker. Janna is een kanjer en wil de mug zelf doodslaan, dan kan ze immers lekker rustig doorslapen. Als ze de mug doodslaat ziet ze dat ze geprikt is. Wat heeft ze bij de doodgeslagen mug gezien?

Slide 12 - Question ouverte

Vissen
Stroomrichting bloed
Hart -> kieuwen -> organen -> hart 

Bloed blijft in de bloedvaten = gesloten bloedsomloop

Bloed stroomt 1x door het hart = enkelvoudige bloedsomloop

Slide 13 - Diapositive

Bloed dat vanuit het hart door de kieuwen stroomt zal daarna...
A
Nog sneller stromen
B
Dezelfde snelheid hebben
C
Veel langzamer stromen

Slide 14 - Quiz

Op welk principe berust de gaswisseling bij vissen?
A
Diffusie & het tegenstroomprincipe
B
Diffusie & het meestroomprincipe
C
Osmose & het tegenstroomprincipe
D
Osmose & het meestroomprincipe

Slide 15 - Quiz

Zoogdieren
De kleine bloedsomloop 
Hart -> long -> hart
Taak = zuurstof toevoegen aan bloed in longen

De grote bloedsomloop
Hart -> orgaan -> hart
Taak = zuurstof brengen naar organen

Bij elke rondgang stroomt bloed door zowel de grote als kleine bloedsomloop!  Hierdoor noem je dit de dubbele bloedsomloop

Slide 16 - Diapositive

Wat is de route van de grote bloedsomloop?
A
Hart - organen hart
B
organen - hart - organen
C
Longen - hart - longen
D
Hart - longen - hart

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?
A
Zuurstof toevoegen aan het bloed . Dit gebeurt in de longen
B
Zuurstof toevoegen aan het bloed. Dit gebeurt in alle organen
C
Zuurstof vervoeren naar de longen
D
Zuurstof vervoeren naar alle organen

Slide 18 - Quiz

Beredeneer wie de hoogste bloeddruk heeft en wie de laagste.
A
Hoogst = zoogdieren Laagst = vissen
B
Hoogst = zoogdieren Laagst = insecten
C
Hoogst = vissen Laagst = insecten
D
Hoogst = insecten Laagst = zoogdieren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Hoe noem je de bloedsomloop van reptielen en amfibieën?
A
Open enkele bloedsomloop
B
Open dubbele bloedsomloop
C
Gesloten enkele bloedsomloop
D
Gesloten dubbele bloedsomloop

Slide 21 - Quiz

Huiswerk
13.3 opdrachten 1 t/m 9

Slide 22 - Diapositive