Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Herkennen van werkwoorden
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Persoonsvorm in de verleden tijd
Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Alles door elkaar
Slide 3 - Diapositive
Gewapend met de steun van tienduizenden mensen toog Arjen Lubach als Farao Arjen Hendrik I naar de Tweede Kamer om zijn burgerinitiatief in te dienen. De bejubelde programmamaker overhandigde de handtekeningen op een gouden usb-stick aan VVD-Kamerlid Helma Nepperus. Het moment werd live uitgezonden op Periscope. Lubach wil als Farao der Nederlanden als tweede nationale mascotte naast koning Willem-Alexander staan.
Persoonsvorm
Verander tijd of getal van de zin. De persoonsvorm verandert mee.
Voltooid deelwoord
Geeft aan dat iets is afgerond.
Onvoltooid deelwoord
Geeft aan hoe iets of iemand iets doet. Is op dat moment nog bezig.
Infinitief
Een heel werkwoord, maar niet de persoonsvorm. Dit werkwoord verandert niet mee als je tijd of getal verandert.
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Een werkwoord dat als een bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt.
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief
onvoltooid/
tegenwoordig
deelwoord
bijvoeglijk
gebruikt
werkwoord
bejubelde
Gewapend
toog
overhandigde
werd
wil
staan
uitgezonden
dienen
Slide 4 - Question de remorquage
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Optie 1
Ik of
jij/je (als onderwerp) achter de pv
stam (hele werkwoord -en)
Optie 2
Meervoud
hele woordwoord
Optie 3
Overige opties
stam+t
Slide 5 - Diapositive
Welk werkwoord kan in deze vorm nooit een persoonsvorm zijn?
A
verandert
B
herbouwt
C
word
D
geloofd
Slide 6 - Quiz
Vul onderstaande zinnen aan. Welke werkwoordsvormen zijn juist? In 'Hoe … je honderd?' lees je tips voor een lang en gezond leven. … dit bedrijf echt tienduizend kerstpakketten? In de zomervakantie … ik mijn opleiding tot zeilinstructeur af. Waarom … je zus haar baantje in de horeca niet leuk meer?
A
word, verstuurt, rond, vind
B
word, verstuurt, rond, vindt
C
wordt, verstuurt, rondt, vind
D
word, verstuurt, rondt, vindt
Slide 7 - Quiz
Over hoeveel maanden … je 15 jaar?
A
word
B
wordt
Slide 8 - Quiz
... je moeder het om jou vanmiddag op te halen?
A
Red
B
Redt
Slide 9 - Quiz
Persoonsvorm in de
verleden tijd
Sterk werkwoord?
Schrijf zoals uitgesproken
loop - liep
zwem - zwom
Zwak werkwoord?
Laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?
Ja
Stam+te(n)
Stortten, wachtten, fietsten
Nee
Stam+de(n)
Antwoordde, versierden, verhuisden
Slide 10 - Diapositive
sterk werkwoord
(klankverandering)
zwak werkwoord
(klank blijft gelijk)
zwemmen
duiken
buigen
werken
varen
bakken
lachen
durven
houden
verhuizen
stofzuigen
snuiven
knijpen
melken
vouwen
maken
Slide 11 - Question de remorquage
Wat hebben prijzen, spugen en krijsen met elkaar gemeen?
A
Het zijn allemaal sterke werkwoorden
B
het zijn allemaal zwakke werkwoorden
C
Het zijn zowel sterke als zwakke werkwoorden
Slide 12 - Quiz
Infititief Tegenwoordige tijd Verleden tijd Voltooid deelwoord
appen
stressen
coachen
appt
apt
appte
apte
appde
apde
geappt
stresst
strest
stresste
streste
gestrest
gestresst
gestressd
coacht
coachte
coachde
gecoacht
gecoachd
gecoached
Slide 13 - Question de remorquage
Vul de juiste werkwoorden in. Gebruik geen hoofdletters (ook niet bij het eerste woord!) en noteer een ; na een antwoord. Gebruik een spatie na de puntkomma. Noteer alle antwoorden in één regel. voorbeeld: lopen; fietsen; gewacht; gesmeerd Heeft de … (vrezen) geheime politie alweer journalisten … (ontvoeren)? De kolonels ... (luisteren) gisteren … (wantrouwen) naar de krijgsgevangenen. Na … (promoveren) te zijn, … (dansen) de spelers … (juichen) in het rond.
Slide 14 - Question ouverte
Gisteren … (vergroten) de fotograaf de … (maken) foto van de vakantie. Daarna … (lunchen) we nog in de stad, om vervolgens de rest van het vakantiegeld te … (besteden) in de Primark. Dat had mijn moeder … (beloven).
Let op: het mag de uitspraak niet in de weg zitten
Slide 16 - Diapositive
De …. (vergroten) foto ligt klaar bij de servicebalie. Na de finish lag de … (uitputten) man uit te rusten op de bank. Het … (stranden) schip ligt nu al drie weken voor de kust. De inmiddels … (uitrusten) man is nu weer klaar voor de loop.
A
vergrootte, uitgeputte, gestrandde, uitgerustte
B
vergroote, uitgeputte, gestrande, uitgerustte
C
vergrote, uitgeputte, gestrande, uitgeruste
D
vergrote, uitgepute, gestrande, uitgeruste
Slide 17 - Quiz
Alles door elkaar
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Slide 18 - Diapositive
"Ik … mensen graag met goed nieuws," zei premier Rutte.
A
verblij
B
verblijd
C
verblijdt
Slide 19 - Quiz
Er is, ondanks de voorspellingen die de politie deed, niets ...
Hoewel de politie waarschuwingen gaf, ... er niets.
gebeurd
gebeurdt
gebeurt
gebeuren
Slide 20 - Question de remorquage
Nadat de moeder Nijntje voor heeft gelezen, moest het … kind gaan slapen.
A
gebade
B
gebaden
C
gebaadde
D
gebaadden
Slide 21 - Quiz
Gisteren … die jongeren op de ramp in het park.
A
skaten
B
skate-en
C
skateten
D
skatten
Slide 22 - Quiz
Toen Sophie laatst moest galopperen, … het paard.
A
brieste
B
briesde
Slide 23 - Quiz
De supporters van SC Heerenveen … vroeger vaker dan tegenwoordig. :-)
A
juichten
B
juichden
Slide 24 - Quiz
De handlanger van Willem Holleeder … de politie angstvallig.
A
vermijdde
B
vermeed
Slide 25 - Quiz
Van de ondervraagden … één op de vijf de afgelopen 5 jaar naar een andere woning.
A
verhuiste
B
verhuisten
C
verhuisde
D
verhuisden
Slide 26 - Quiz
"... jij ook zo van sushi?" vroeg de man aan zijn tinderdate.
A
Hou
B
Houd
C
Houdt
Slide 27 - Quiz
Uit de kluis van de Rabobank zijn vorige week drie goudstaven ...
A
gerooft
B
geroofd
Slide 28 - Quiz
Tijdens de laatste zomerdag heeft de vriendengroep gezamenlijk ...
A
gebarbequed
B
gebarbequet
C
gebarbecued
D
gebarbecuet
Slide 29 - Quiz
Je logboek
Noteer in je logboek wat goed ging en wat nog beter kan.