Hoofdstuk 2 voca ABEF en zinnen
l'argent
A
de bakkerij
B
het geld
C
de afspraak
D
de ui
1 / 12
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
l'argent
A
de bakkerij
B
het geld
C
de afspraak
D
de ui
Slide 1 - Quiz
d'accord
A
ook
B
nu
C
oké
D
altijd
Slide 2 - Quiz
toujours
A
wat
B
daarna, na
C
mogelijk
D
altijd
Slide 3 - Quiz
préférer
A
houden van
B
liever hebben
C
vragen
D
binnenkomen
Slide 4 - Quiz
ce soir
A
vanavond
B
gek op
C
ik heb nodig
D
voorbereiden, maken
Slide 5 - Quiz
le beurre
A
de ui
B
de maaltijd
C
de boter
D
het brood
Slide 6 - Quiz
entrer
A
blijven
B
binnenkomen
C
lopen
D
een hekel hebben aan
Slide 7 - Quiz
la viande
A
de kaas
B
de bakkerij
C
de thee
D
het vlees
Slide 8 - Quiz
avec
A
met
B
veel
C
morgen
D
maar
Slide 9 - Quiz
Je voudrais une baguette.
A
Ik heb een stokbrood.
B
Ik ben dol op stokbrood.
C
Ik wil graag een stokbrood.
D
Heeft u stokbrood?
Slide 10 - Quiz
Trois euros cinquante.
A
3 euro 30
B
3 euro 40
C
3 euro 50
D
3 euro 60
Slide 11 - Quiz
Ça coûte combien?
A
Houd jij van cola?
B
Wat is dat?
C
Heet u croissants?
D
Hoeveel kost het?
