Konjunktiv II

Konjunktiv II
Wiederholung
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Konjunktiv II
Wiederholung

Slide 1 - Diapositive

De conjunctief is een bepaalde vorm van het werkwoord, waarmee je kunt uitdrukken dat ...

Slide 2 - Question ouverte

Konjunktiv II
De conjunctief is een bepaalde vorm van het werkwoord, waarmee je kunt uitdrukken dat je iets als onwerkelijk, waarschijnlijk, wenselijk of als potentiële mogelijkheid beschouwt. Vaak gebruik je deze vorm ook om iets beleefd te zeggen.
Nederlands: zou + infinitief (Als ik rijk zou zijn..)

Slide 3 - Diapositive

Er zijn 2 groepen:
Groep 1: werkwoorden met eigen Konjunktiv II vormen 
> dezelfde uitgangen als würden

Groep 2: alle andere werkwoorden 
> vorm van würden + infinitief

 



Slide 4 - Diapositive

Groep 1
Welke werkwoorden horen tot groep 1? 
(werkwoorden met eigen vormen > dezelfde uitgangen als würden)

Slide 5 - Diapositive

voorbeeld: würden
zouden
würden
ik zou
ich würde
jij zou
du würdest
hij/zij zou
er/sie/es würde
wij zouden
wir würden
jullie zouden
ihr würdet
zij zouden/ u zou
Sie/sie würden

Slide 6 - Diapositive

eigen Konjuktiv II
vormen

Slide 7 - Carte mentale

Konjunktiv II:
eigen Konjunktiv II vormen: 

zijn
hebben
mogen
kunnen
moeten
weten
willen
wären
hätten
dürften
könnten
müssten
wüssten
möchten

Slide 8 - Diapositive

Groep 2
alle andere werkwoorden 
> vorm van würden + infinitief

Nederlands: vorm van zouden + infinitief

Slide 9 - Diapositive

Uitgangen:
würde + infinitief
eigen vorm
ich
würde lesen
könnte
du
würdest lesen
könntest
er/sie/es/man
würde lesen
könnte
wir
würden lesen
könnten
ihr
würdet lesen
könntet
sie
würden lesen
könnten

Slide 10 - Diapositive

Oefenen
Jetzt kommen Übungsfragen:

Slide 11 - Diapositive

zou doen: Was __________ du jetzt am liebsten _______?

Slide 12 - Question ouverte

zou hebben: Welche Eissorte _________ Sie denn gerne?
A
hättest
B
hätte
C
hätten
D
würden ...haben

Slide 13 - Quiz

zou mogen: ________ ich vielleicht ein Foto mit Ihnen machen?

Slide 14 - Question ouverte

zou kunnen: __________ wir morgen nicht einfach wegfahren?

Slide 15 - Question ouverte

zou rijden: Am liebsten _______ ich jetzt ans Meer ______.

Slide 16 - Question ouverte

zou willen: Ihr _________ wohl keine neue Couch?
A
würdet mögen
B
möchte
C
möchten
D
möchtet

Slide 17 - Quiz

zou kopen: Wenn es nicht so teuer wäre, _______ ich es sofort _______.

Slide 18 - Question ouverte

Fußball-EM: Wer spielt heute um 21:00?

Slide 19 - Question ouverte

Was denkst du, wer gewinnt?
Niederlande
Österreich

Slide 20 - Sondage