tekst verbanden

tekst verbanden
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

tekst verbanden

Slide 1 - Diapositive

wat is een
chronologisch tekstverband
A
het geeft de gebeurtenis in de juiste volgorde aan.
B
het trekt een conclusie
C
het geeft een reden aan.
D
het laat tegenovergestellede zaken zien.

Slide 2 - Quiz

wat is een
opsommend tekstverband

Slide 3 - Question ouverte

wat is een
concluderend tekstverband

Slide 4 - Question ouverte

wat is een
toelichtend tekst verband

Slide 5 - Question ouverte

wat is een
tegenstellend verband

Slide 6 - Question ouverte

wat is een
doel-middel verband
A
het geeft een samen vatting van eerdere informatie uit de tekst.
B
het vergelijkt verschillende zaken met elkaar.
C
het laat zien waardoor iets gebeurd.
D
het geeft aan welk middel er word gebruikt om een bepaalt doel te bereiken.

Slide 7 - Quiz

wat is een
redengevend tekstverband

Slide 8 - Question ouverte

wat is een
vergelijkend tekstverband

Slide 9 - Question ouverte

wat is een
oorzakelijk tekstverband

Slide 10 - Question ouverte

wat is een
samenvattend tekstverband

Slide 11 - Question ouverte

signaalwoorden

Slide 12 - Diapositive

welke signaalwoorden horen bij een
chronoligisch tekstverband
A
al met al,concluderend, daarom,dat houdt in, dus
B
daarna,dan,eerst, inmiddels,intussen, later, etc
C
bovendien , daarnaast, en, etc
D
als, bijvoorbeeld,denk (maar) aan, etc

Slide 13 - Quiz

welke signaalwoorden horen bij een
opsommend tekstverband
A
al met al, concluderend, daarom, etc
B
als, bijvoorbeeld,denk (maar) aan, etc
C
bovendien , daarnaast, en, etc
D
aan de ene kant... aan de andere kant, etc

Slide 14 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een
concluderend tekstveband.
A
al met al, concluderend, daarom, etc
B
aan de ene kant... aan de andere kant, etc
C
als, bijvoorbeeld,denk (maar) aan, etc
D
daarna,dan,eerst, inmiddels,intussen, later, etc

Slide 15 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een toelichtend tekst verband.
A
bovendien , daarnaast, en, etc
B
al met al, concluderend, daarom, etc
C
als, bijvoorbeeld,denk (maar) aan, etc
D
aan de ene kant... aan de andere kant, etc

Slide 16 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een tegenstellend tekstverband.
A
daarna,dan,eerst, inmiddels,intussen, later, etc
B
als, bijvoorbeeld,denk (maar) aan, etc
C
bovendien , daarnaast, en, etc
D
aan de ene kant... aan de andere kant, etc

Slide 17 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een doel-middel tekstverband
A
daarom dankzij, de reden hiervoor is, etc
B
aan de hand van, door middel van, etc
C
als gevolg van, daardoor, dankzij, etc
D
al met al, kortom, met andere woorden, etc

Slide 18 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een vergelijkend tekstverband
A
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, etc
B
al met al, kortom, met andere woorden, etc
C
aan de hand van, door middel van, etc
D
evenals, in vergelijking met, etc

Slide 19 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een oorzakelijk tekst verband
A
evenals, in vergelijking met, etc
B
aan de hand van, door middel van, etc
C
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, etc
D
als gevolg van, daardoor, etc

Slide 20 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een samenvattend tekstverband
A
als gevolg van, daardoor, etc
B
evenals, in vergelijking met, etc
C
aan de hand van, door middel van, etc
D
al met al, kortom, met andere woorden, etc

Slide 21 - Quiz

welke signaalwoorden horen er bij een redengevend tekstverband
A
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, etc
B
als gevolg van, daardoor, etc
C
evenals, in vergelijking met, etc
D
aan de hand van, door middel van, etc

Slide 22 - Quiz