Les 4 DA gmk ljr 1 periode 1

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste volgorde van opname na orale inname van medicatie?
A
slokdarm - maag- dikke darm- lever
B
slokdarm maag- dunne darm - lever
C
slokdarm- maag- dunne darm- dikke darm - lever
D
weet ik niet

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de halfwaardetijd van een medicijn van 100mg 4 uur is, hoeveel van het geneesmiddel zit er dan na 16 uur nog in het bloed?

Slide 3 - Question ouverte

6,25 mg
Meneer S. haalt elke jaar de griepspuit. Hoe noem je deze behandelvorm?
A
profylactisch
B
substitutie
C
causaal
D
weet ik niet

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met welke afkorting geef je aan dat medicatie langwerkend is?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen deze les
Wat de begrippen normdosis, startdosering, onderhoudsdosering, maximale dosis, toxische dosis en letale dosis inhouden
Wat interacties zijn en hoe je een interactie afhandelt
Wat een contra-indicatie is en welke soorten er zijn

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is
Dosering

Dosis

Frequentie

normdosering





Slide 7 - Diapositive

Dosering: de hoeveelheid geneesmiddel die aan iemand wordt voorgeschreven (geneesmiddel per 24 uur)
Dosis: de hoeveelheid geneesmiddel per keer (per moment van inname)
Frequentie: het aantal keren per etmaal (24 uur)
Normdosering:
De gebruikelijke hoeveelheid per keer en per etmaal

open farmaceutisch kompas. Wat is de onderhoudsdosering van lisinopril. Indicatie: essentiële hypertensie
A
5 mg 1x per dag
B
10 mg 1x per dag
C
20 mg 1x per dag
D
weet ik niet

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

start dosering

onderhoudsdosering

Slide 9 - Diapositive

Startdosering: in het begin een hogere dosering. Om snel een optimale bloedspiegel te bereiken. Bijvoorbeeld bij een kuur. Soms starten met een lage dosering: bij voorbeeld bloeddrukverlagende middelen. De laagst mogelijke dosering aanhouden. Wordt op de kennisbank ook aangegeven met de term: aanvankelijke dosering.
Onderhoudsdosering: dosering om bloedspiegel op peil te houden. 

Slide 10 - Diapositive

Toxische dosering: van gnm wordt meer dan maximale dosering ingenomen, bloedspiegel bereikt giftige concentratie. Bijwerkingen worden ernstiger
Letale dosis: dodelijk

controle dosering
  • Arts schrijft middel voor
  • apotheek controleert of dosering klopt
  • Waarom gaat het dan soms toch mis?

Slide 11 - Diapositive

Huisarts schrijft de verkeerde dosering voor, apotheek heeft de controle niet goed uitgevoerd, patiënt snapt niet hoe het geneesmiddel gebruikt moet worden en gebruikt te veel of te weinig.

Wat moet er op een recept staan?
Je mag zelf het geneesmiddel kiezen
Je mag jezelf als patiënt gebruiken

Slide 12 - Diapositive

Deel een leeg recept uit. Laat de studenten eerst zelf een recept helemaal invullen. Ze mogen zelf een geneesmiddel bedenken en ze mogen zichzelf als patient gebruiken

Slide 13 - Diapositive

Hoe schrijf ik een recept:
Naam, adres en telefoonnummer arts
Het medische recept schrijven
Datum
R/ (generieke/stof-) naam geneesmiddel, toedieningsvorm, sterkte da/dtd no aantal stuks
S/ de wijze van gebruik van het geneesmiddel bijzondere aanwijzingen
Paraaf of handtekening (bij opiaat)
Naam, adres patiënt, gewicht (alleen bij kind) en geslacht/geboortedatum eventueel

belangrijk op een recept
Dossering:


uitzondering:

Slide 14 - Diapositive

Duidelijke dosering op recept
Dosis
Frequentie
Bij zo nodig gebruik: maximale dagdosering
Uitzondering
Antistollingsmiddelen via trombosedienst (volgens schema)
Insuline (afhankelijk van de bloedglucosespiegel)
Interactie
Een interactie is een wisselwerking tussen een geneesmiddel met
  •  een ander geneesmiddel
of
  • een voedingsmiddel


Slide 15 - Diapositive

Activeren voorkennis: Wat is een interactie?
Een werking bij een combinatie van een geneesmiddel met andere geneesmiddelen of voedingsmiddelen die verschilt van de verwachte werking van de middelen.
De werking wordt versterkt of verzwakt.
De bijwerkingen kunnen worden versterkt of verzwakt.
Interactie is niet alleen wanneer de geneesmiddelen tegelijk worden ingenomen. Bedoeld wordt in dezelfde periode. Een geneesmiddel kan nog lange tijd in het bloed aanwezig zijn, dan kan er dus een interactie optreden

Een interactie moet altijd vermeden worden
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Hangt af van
-gebruikte geneesmiddelen
-patiënt: kinderen / ouderen
               zwangeren
               gezondheid

Een interactie kan zorgen voor:
Verminderde of versterkte bijwerkingen
Verminderde of versterkte werking van
    een of beide geneesmiddelen


soorten interactie
relevant

niet relevant

Slide 17 - Diapositive

Relevante interactie: interactie moet voorkomen worden
Niet relevant: er is geen actie nodig

interactie met voedingsmiddelen
melk
Grapefruit
Alcohol


Slide 18 - Diapositive

Melkproducten: interactie met bijvoorbeeld ijzer. Niet tegelijk innemen, is ijzer opgenomen in bloed dan mag er een melkproduct gebruikt worden
Grapefruit: beïnvloed een enzym in lever: enzym gaat minder goed werken: geneesmiddel zoals simvastatine wordt minder goed afgebroken dus verhoogde spiegel.
Alcohol: met kalmerende middelen: werken allebei op centraal zenuwstelsel.
Alcohol wordt door hetzelfde enzym afgebroken als sommige geneesmiddelen. Dit kan leiden tot meer bijwerkingen of vergiftigingsverschijnselen.

Contra indicatie
Een persoonsgebonden reden om een geneesmiddel niet (of alleen bij uitzondering) te gebruiken:
  • absolute contra indicatie

  • relatieve contra indicatie

  • afgeleide contra indicatie

Slide 19 - Diapositive

Activeren voorkennis: Wat is een contra-indicatie?
Voorbeeld contra-indicatie: bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap zijn een aantal medicijnen gecontra-indiceerd omdat deze gevaar op kunnen leveren voor de zwangerschap/ongeboren baby.

Absolute CI: het geneesmiddel mag onder geen enkele omstandigheid gebruikt worden
Relatieve CI: de arts kan onder bepaalde voorwaarden kiezen om het middel toch voor te schrijven
Afgeleide CI: de contra-indicatie wordt afgeleid van het geneesmiddel wat de patiënt gebruikt. Bijvoorbeeld astma/COPD bij inhalator gebruik. Een afgeleide CI moet altijd nagevraagd worden. Misschien heeft de persoon geen astma maar heeft tijdelijk een inhalator omdat de patiënt benauwd is door een luchtweg infectie.

Voorbeeld absolute CI: een geneesmiddel dat bij zwangerschap kan leiden tot afwijkingen bij ongeboren kind of in ernstigste geval overlijden van ongeboren kind is absoluut gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap.

Voorbeelden CI
jicht + diureticum (plastablet) = kans op jicht aanval

Maagzweer + NSAID = kans op een maagbloeding

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mevrouw Alma gebruikt metoprolol. Ze krijgt er nu ibuprofen bij. De metoprolol werkt nu minder goed. Dit is een
A
interactie
B
contra indicatie
C
weet ik niet

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meneer Teunissen gebruikt paroxetine voor zijn depressie. Hij krijgt er nu tramadol tegen pijn bij. De bijwerkingen van paroxetine worden hierdoor versterkt. Dit is een
A
interactie
B
contra indicatie
C
weet ik niet

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Fatimah heeft ernstig nierfalen. Ze mag hierdoor geen ibuprofen gebruiken. Dit is een
A
interactie
B
contra indicatie
C
weet ik niet

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meneer Kan is diabeet. Hij gebruikt insuline. Hij krijgt nu prednison voorgeschreven. Dit ontregelt zijn suiker. Hij moet nu extra insuline bijspuiten. Dit is een
A
absolute contra indicatie
B
relatieve contra indicatie
C
weet ik niet

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

huiswerk
Maak op Teams opdracht 4: doseringen, CI en IA

De opdracht moet uiterlijk de dag voor de volgende les om 23.59 uur ingeleverd zijn via Teams.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?
VRAGEN?

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions