Chapitre 1, grammaire H (oefening)

Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Slide 1 - Diapositive

chapitre 1, grammaire H
leerdoelen:
je kent het persoonlijke voornaamwoord.
je kent het werkwoord Avoir (Hebben) en je kunt het gebruiken.


Slide 2 - Diapositive

grammaire H
Dit grammatica-onderdeel bestaat uit 2 delen. Het gaat namelijk om het onregelmatige werkwoord avoir (hebben).

Maar voor ik jullie aan kan leren wat een vorm van een werkwoord is, wil ik jullie eerst aanleren welke persoonlijke voornaamwoorden er in het Frans zijn.


Slide 3 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Grammaire H:
persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
ik  --->  je
jij --->  tu
hij ---> il
zij ---> elle
men, we (spreektaal) ---> on
Meervoud
wij --> nous
u, jullie --> vous
zij (mannelijk meervoud) --> ils
zij (vrouwelijk meervoud) --> elles




Slide 7 - Diapositive

Grammaire H:
praktische tip?
Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke vorm je invult..
Daarom: een tip!

Bij 1 naam: = il/elle/on-vorm
Bij le/la/l': = il/elle/on-vorm

Bij 2 namen: = ils/elles-vorm
Bij les/des: = ils/elles-vorm

Slide 8 - Diapositive

Grammaire H:
het werkwoord avoir
Het rijtje hieronder Neem je over in je aantekeningenschrift. Je moet dit werkwoord toe kunnen passen.
Avoir = Hebben
j'ai               = ik heb
tu as            = jij hebt
il/elle/on a    = hij/zij/men heeft/we hebben
nous avons    = wij hebben
vous avez      = u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   = zij hebben (meervoud)

Slide 9 - Diapositive


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Slide 10 - Question ouverte


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 11 - Question ouverte


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Slide 12 - Question ouverte


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 13 - Question ouverte

Ik snap dit
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage