GS4_nabeschouwing 1A

GS4 Nabeschouwing 
Kies bij de volgende vragen steeds de juiste staatvorm
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

GS4 Nabeschouwing 
Kies bij de volgende vragen steeds de juiste staatvorm

Slide 1 - Diapositive

Democratie
Het woord democratie komt van de Griekse woorden:
demos = volk
kratein = beslissen / regeren

Democratie betekent dus het volk beslist!

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent democratie?

Slide 3 - Question ouverte

burgerrecht?
Burgerrecht = het recht om mee te beslissen in de Atheense volksvergadering

In Athene hadden alleen mannen ouder dan 18 jaar en geboren in Athene het burgerrecht.
Vrouwen, vreemdelingen en slaven mochten dus niet meebeslissen.

Slide 4 - Diapositive

Internetvraag: Noem 3 burgerrechten die er nu zijn in Nederland.

Slide 5 - Question ouverte

Verschillen met de Nederlandse democratie
  • Alle mannen en vrouwen >18 jaar

  • Indirecte democratie

  • Eerste en Tweede Kamer (binnen)

  • Verkiezingen (meestal om de 4 jaar)

  • Betaalde baan

Slide 6 - Diapositive



Directe democratie
rechtstreekse democratie

Wij beslissen zelf over elke wet die gemaakt wordt.


Indirecte democratie
gerepresenteerde democratie

Wij stemmen op volksvertegenwoordigers die namens ons de wetten maken.

Slide 7 - Diapositive

Was Athene een echte democratie?

Slide 8 - Question ouverte

Athene had een indirecte democratie
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Hoe oud moet je in Nederland zijn om te mogen stemmen?
A
16 jaar
B
21 jaar
C
18 jaar
D
25 jaar

Slide 10 - Quiz

Wat is het verschil tussen een directe en een indirecte democratie? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Question ouverte

Zet de juiste omschrijving in het juiste vakje.
indirecte democratie

directe democratie
Alle mannen en vrouwen ouder dan 18 jaar mogen stemmen
Wij kiezen mensen die voor ons besluiten maken
(volksvertegenwoordigers)
Alle mannen in het land maken samen zelf alle wetten

Verkiezingen (meestal om de 4 jaar)
Alleen mannen met burgerrecht mogen meebeslissen

Slide 12 - Question de remorquage

Griekse 
stadstaten 
  • Griekenland bestond nog niet als één land

  • Er waren steden die als landen werden bestuurd: bijvoorbeeld met een eigen koning

  • Zo'n zelfstandige stad heet een polis (stadstaat)

  • Een polis had vaak een centrale god.

Slide 13 - Diapositive

Griekse 
stadstaten
  • Poleis (meervoud van polis) worden op verschillende bestuurd

  • Ze hebben vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden

  • De bekendste poleis waren Athene en Sparta

Slide 14 - Diapositive

Griekenland bestond uit allemaal verschillende stadstaatjes. Wat hadden al die stadstaatjes gemeen? (Wat was overal hetzelfde?)

Het juiste antwoord kun je vinden in het Powercollege.
A
goden, handel en cultuur
B
cultuur, taal en goden
C
cultuur, handel en taal
D
cultuur en handel

Slide 15 - Quiz

Een land waar een koning de baas is
A
monarchie
B
aristocratie
C
tirannie
D
democratie

Slide 16 - Quiz

2. Een land waar het volk de baas is
A
monarchie
B
aristocratie
C
tirannie
D
democratie

Slide 17 - Quiz

3. Een land waar iemand met geweld aan de macht is gekomen.
A
monarchie
B
aristocratie
C
tirannie
D
democratie

Slide 18 - Quiz

4. Een land waar een klein groepje wijze mannen aan de macht is.
A
monarchie
B
aristocratie
C
tirannie
D
democratie

Slide 19 - Quiz

5. Welke bestuursvorm vind jij het beste? Leg uit waarom. Kies uit: monarchie, democratie en aristocratie

Slide 20 - Question ouverte