ZM2A les 4 (1.3)

Wel op tafel:
Map
Pen
Feniksboeken
Flesje water
Welkom bij Geschiedenis ZM2A!

Niet op tafel:
Telefoon of Zakkie
Laptop
Tas

timer
5:00
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wel op tafel:
Map
Pen
Feniksboeken
Flesje water
Welkom bij Geschiedenis ZM2A!

Niet op tafel:
Telefoon of Zakkie
Laptop
Tas

timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

HK2C les 2 (1.1+1.2) 
ZM2A les 4 (1.3)
De 'Gouden' Eeuw

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen §1.2 'De Republiek als handelsland'

  • Lesdoelen §1.3

  • §1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw: Amsterdam als stapelmarkt, immigratie, grachtenpanden en buitenhuizen, inpolderen.

Slide 3 - Diapositive

Herhalen §1.2
'De Republiek als handelsland'

Slide 4 - Diapositive

§1.2 
Handel binnen Europa   
leerboek blz. 10+11
  • In de 17e eeuw was er veel grasland in Nederland > veeteelt
  • Melk, kaas, boter en wol > weinig graan (brood)
  • Handelen in Noord-Europa  > graan, hout en leer kopen
  • Handelen in Zuid-Europa > wijn en olijfolie kopen
  • Slim handelswaar verkopen > veel winst maken
Veeteelt is het hebben van dieren (zoals schapen, koeien, etc.) om de dierlijke producten (melk, vlees, wol, etc.) te kunnen gebruiken.
Herhalen

Slide 5 - Diapositive

§1.2 Naar Indië
  • Lekker(der) eten is belangrijk voor mensen
  • Er waren geen koelkasten of vriezers > gedroogd of gezouten vlees
  • In Europa groeide geen specerijen > in Zuidoost-Azië wel
  • Schepen gingen vanuit Europa naar Azië > lange en kostbare zeereis 
  • Specerijen werden heel populair en duur ("peperduur")
  • De route naar Azië was eerst alleen van de Portugezen, tot 1595 (Cornelis de Houtman)
Om vlees langer te bewaren werd het vroeger heel erg gezouten (lang in zout gelegd) of heel lang gedroogd. Hierdoor smaakte het erg zout en was het vlees erg droog om te eten.
Met specerij bedoelen we een smaakmaker uit andere, voornamelijk tropische klimaten. Het heeft vaak een sterke geur en sterke smaak.
De winstgevende route naar Azië was het best bewaarde geheim van de Portugezen uit die tijd. Wie informatie over deze route wilde stelen of bespioneren kon zelfs in de gevangenis komen. De Amsterdamse handelaar Cornelis de Houtman lukte het als eerste niet-Portugees om Azië te bereiken. Hij was namelijk stiekem naar Portugal geweest op zoek naar informatie en had deze kunnen vinden. 
Herhalen

Slide 6 - Diapositive

§1.2 Samenwerken
  • Van Europa naar Azië varen > +/- 1 jaar
  • De reis moest goed voorbereid worden en kostte erg veel geld >handelskapitalisme
  • Er was veel kans dat de reis mislukte > storm op zee, ziektes aan boord, piraten
  • Het was voor één handelaar dus erg moeilijk > samenwerken
  • Handelaren richtte handelsverenigingen op
  • Meer schepen naar Azië > meer kans op succes (winst en verlies delen)
Begrip: handelskapitalisme= Geld uitgeven aan handel, met het doel winst te maken.
Een handelsvereniging betekent dat meerdere handelaren samen gaan werken als één handelsbedrijf. Ze voegen hun geld, mensen, schepen en spullen bij elkaar. Zo krijgen ze samen kans op meer winst en delen ze de risico's.
Herhalen

Slide 7 - Diapositive

§1.2 De VOC
  • Problemen tussen de compagnieën > concurrentie
  • Door de concurrentie daalde de prijzen (probleem)
  • Alle kleine compagnieën werden samengevoegd (oplossing)
  • Zo ontstond de VOC
       (Verenigde Oost-Indische                         Compagnie)


Concurrentie betekend dat handelaren hun best deden om meer specerijen te verkopen dan de anderen. Als je bij de ene handelaar 10 gulden per kilo voor peper moest betalen, vroeg de andere handelaar 9 gulden om meer klanten te trekken. Zo ontstond er een 'prijzen-oorlog' tussen de handelaren en zakte de prijs van de specerijen steeds meer.
De VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) was een Nederlandse handelscompagnie die in Azië werkte. De VOC handelde vooral in specerijen en kreeg bijzondere rechten van de overheid (forten bouwen, een eigen leger hebben, zelf verdragen sluiten) . Het bedrijf was actief van 1602-1800.
Begrip: Verenigde Oost-Indische Compagnie= (VOC) Handelsvereniging voor de handel met Zuidoost- Azië.
Herhalen

Slide 8 - Diapositive

De VOC
(Verenigde Oost-Indische Compagnie)
  • Monopolie op specerijenhandel uit Azië
  • Kreeg bijzondere rechten van de overheid:
      - verdragen sluiten
      - oorlog voeren
      - forten bouwen
  • 2000 schepen, 30.000 mensen in dienst > erg succesvol
Een 'monopolie hebben' betekent dat, in dit geval, de VOC als enige iets mag doen. De VOC had een monopolie op de handel in specerijen; dat betekent dat alleen de VOC in Nederland specerijen mocht verhandelen van de overheid. Dit gaf de VOC veel macht en rijkdom.
De VOC kreeg bijzondere rechten van de overheid van de Nederlanden. De VOC was een handelsbedrijf, maar kreeg de toestemming om dingen te doen wat een normaal bedrijf niet mag/mocht. Zo mocht de VOC zelfstandig forten bouwen, de VOC mocht een eigen leger en (oorlogs)schepen hebben en de VOC mocht zelf verdragen sluiten (afspraken maken) of oorlog voeren met buitenlandse vorsten/ heersers. Normaal zijn dit dingen die landen doen, maar de VOC mocht deze dingen zelf doen los van de Nederlandse overheid; zolang het geld en de specerijen maar binnen bleven komen. 
Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) was de Gouveneur-Generaal van de VOC tussen 1618 en 1629. Hij was daarmee de belangrijkste persoon van de VOC en de hoogste Nederlandse leider in Azië. Sommige Nederlanders vinden hem een held vanwege alle rijkdom die de VOC onder zijn leiding naar Nederland heeft gebracht, andere kijken kritisch naar het vele geweld wat de VOC onder zijn leiderschap heeft gepleegd.
Herhalen

Slide 9 - Diapositive

§1.2 de WIC
  • Oprichten van de WIC 
       (West-Indische Compagnie)
  • Handelde in cacaobonen, koffie, tabak, suiker (Amerika) en tot slaaf gemaakten (West-Afrika)
  • Trans-Atlantische Driehoeks              handel
  • Kaapvaart
Begrip: Verenigde West-Indische Compagnie= (WIC) Handelsvereniging voor de handel met Zuid- Amerika en het Caraïbisch gebied.
Omdat de VOC erg succesvol was en veel winst maakte, wilde de Nederlanden nog een zelfde soort handelsonderneming oprichten; de Verenigde West-Indische Compagnie (WIC) werd in 1621 een feit. De WIC zou zich voornamelijk richten op de handel met Noord- en Zuid-Amerika en de Afrikaanse slavenhandel. 
Begrip: Kaapvaart= Piraterij met toestemming van de regering om schepen van de vijand aan te vallen.
Begrip: Driehoekshandel= Handel tussen Europa, West-Afrika en Amerika.
Herhalen

Slide 10 - Diapositive

HK2C les 2 (1.1+1.2) 
§3. Amsterdam in de Gouden Eeuw

Slide 11 - Diapositive

Lesdoelen 1.3
Aan het eind van deze les:

1. Je kunt uitleggen wat een stapelmarkt is. (R)
2. Je kunt verklaren waarom de immigratie groeide en welke invloed dit had op de samenleving van de Republiek. (T2)
3. Je kunt uitleggen wat regenten deden met hun rijkdom. (T1)
4. Je kunt uitleggen hoe de Republiek het probleem van voedseltekorten probeerde te bestrijden. (T1)
5. Je kunt uitleggen hoe de stedelijke cultuur is ontstaan (T2)
6. Je kunt uitleggen wat het begrip betekent: stapelmarkt, droogmakerij. (R)


















Slide 12 - Diapositive

Lees: blz. 12+13 leerboek
timer
7:00

Slide 13 - Diapositive

§1.3 
Amsterdam als Stapelmarkt
leerboek blz. 10+11
  • Amsterdam en Antwerpen hadden een goede locatie > Halverwege de handelsroutes tussen Noord- en Zuid-Europa (spullen opslaan tijdens de lange reis)
  • Via de rivieren kon je spullen verder Europa in vervoeren
  • Er werden pakhuizen gebouwd > graan, wijn, vis en specerijen opslaan = stapelmarkt
Begrip: stapelmarkt= Plaats waar handelswaar tijdelijk wordt opgeslagen, om van daaruit verder te worden verhandeld.

Slide 14 - Diapositive

Amsterdam als Stapelmarkt
  • In de Zestiende Eeuw hoorden Nederland (en België) bij Spanje
  • Na de Nederlandse opstand (80 Jarige Oorlog) tegen Spanje, waren de Noordelijke Nederlanden onafhankelijk > de Zuidelijke Nederlanden (België) bleven van Spanje
  • Door de oorlog sloten de Noordelijke Nederlanden de haven van Antwerpen af 
  • Schepen moesten nu wel naar de haven van Amsterdam > hierdoor werd Amsterdam de belangrijkste stapelmarkt
Begrip: stapelmarkt= Plaats waar handelswaar tijdelijk wordt opgeslagen, om van daaruit verder te worden verhandeld.
Willem van Oranje (1533-1584), leider van de Nederlandse opstand tegen Spanje

Slide 15 - Diapositive

Zelf doen:
Leerboek blz.  12 
'Amsterdam als stapelmarkt'
Werkboek blz. 17

Maken: opdr. 2

timer
4:00

Slide 16 - Diapositive

§1.3 Immigratie
  • Amsterdam werd tijdens de 17e Eeuw een 'wereldstad'
  • Dit zorgde voor veel migratie
  • Meerdere redenen:
       - Handelsstad (rijkdom)
       - Vrede (na 80-jarige oorlog)
       - Geloofsvrijheid
  • Rond 1625 is 40% van de inwoners van Amsterdam immigrant

Migratie; door het afsluiten van de Antwerpse haven kwamen veel handelaren naar Amsterdam, nu dit de belangrijkste haven van de Nederlanden was geworden. Rijke handelaren zochten een nieuw thuis in Amsterdam. Ze namen hun kennis, geld en geloof mee naar Amsterdam. 
In veel Europese landen werden mensen in deze tijd vervolgd (gearresteerd of gestraft, soms zelfs gedood) om hun geloof. Veel koningen wilde dat alle inwoners van hun land hetzelfde geloof hadden, geloofde je wat anders dan was je een ketter.

Slide 17 - Diapositive

Zelf doen:
Leerboek blz.  12 
'Immigratie'
Werkboek blz. 17

Maken: opdr. 3A

timer
4:00

Slide 18 - Diapositive

§1.2 
Grachtenpanden
  • Doordat de haven van Antwerpen afgesloten was werd het druk in Amsterdam > handelsschepen, handelswaar en immigranten
  • De stad moest groeien > drie nieuwe grachten gegraven (Keizersgracht, Prinsengracht en Herengracht
  • Woonhuizen en pakhuizen voor rijke handelaren
  • De grachtengordel

Slide 19 - Diapositive

          en buitenhuizen
  • Nadelen aan zo'n volle stad:
       - altijd druk
       - veel lawaai
       - geen riolering (stank en ziektes)
  • In de zomertijd naar het 'buitenhuis' verhuizen
  • Mooie, grote huizen buiten de stad > maar niet te ver weg


Slide 20 - Diapositive

Zelf doen:
Leerboek blz.  13 
'Grachtenpanden en buitenhuizen'
Werkboek blz. 18-19

Maken: opdr. 
5E
6


timer
4:00

Slide 21 - Diapositive

§1.3 Inpolderen
  • De Gouden Eeuw (1600-1700) > het ging economisch heel erg goed met de Nederlanden
  • Omdat het zo goed ging, groeide de bevolking snel
  • Meer mensen = meer voedsel nodig > weinig landbouwgrond (probleem)
  • Jan Adriaanszoon Leeghwater > polderen (oplossing)
  • Meren en natte grond (moeras) droogmaken met molens > dijken bouwen, kanaal rondom graven, met molens het water naar het kanaal pompen = droogmakerij oftewel een polder
Begrip: Droogmakerij= Droogmakerij of Polder: land dat vroeger een meer of ondiep deel van de zee was en dat is drooggelegd.
Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650), was een Nederlandse molenmaker en waterbouwkundige. Hij was betrokken bij meerdere droogmakerijen tijdens de Gouden Eeuw.

Slide 22 - Diapositive

Zelf doen:
Leerboek blz.  13 
'Inpolderen'
Werkboek blz. 19

Maken: opdr. 
7A-7B


timer
4:00

Slide 23 - Diapositive

Lesdoelen 1.3
Aan het eind van deze les:

1. Je kunt uitleggen wat een stapelmarkt is. (R)
2. Je kunt verklaren waarom de immigratie groeide en welke invloed dit had op de samenleving van de Republiek. (T2)
3. Je kunt uitleggen wat regenten deden met hun rijkdom. (T1)
4. Je kunt uitleggen hoe de Republiek het probleem van voedseltekorten probeerde te bestrijden. (T1)
5. Je kunt uitleggen hoe de stedelijke cultuur is ontstaan (T2)
6. Je kunt uitleggen wat het begrip betekent: stapelmarkt, droogmakerij. (R)


















Slide 24 - Diapositive

Opdrachten 
maak van 1.3 opdracht:






Als je nu lekker doorwerkt, heb je minder huiswerk!
Leerboek blz. 12 - 13
Werkboek blz. 17 - 19
Niet af = Huiswerk
2
3A
5E
6
7A - B

Slide 25 - Diapositive

  1. Schrijf twee dingen op die je van 1.3 hebt geleerd

...............................................

...............................................


2. Schrijf minimaal één ding op wat je nog lastig vind van 1.3

...............................................
Check out

Slide 26 - Diapositive