Facilitaire dienstverlening catering en inrichting

Facilitaire dienstverlening catering en inrichting
Hoofdstuk 1 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Facilitaire dienstverlening catering en inrichting
Hoofdstuk 1 

Slide 1 - Diapositive

Wat staat niet in een draaiboek?
A
Wie wat zegt
B
Wanneer wat gebeurt
C
Wat er moet worden klaargezet
D
Waarom wat klaarzet

Slide 2 - Quiz

In een draaiboek staan taken.
Wat is een chronologische volgorde?
A
De meest logische volgorde van de taken.
B
De taken staan per 10 minuten geclusterd.
C
De taken die als eerst uitgevoerd moeten worden staan bovenaan.
D
De taken die belangrijk zijn worden als eerst uitgevoerd.

Slide 3 - Quiz

Een Chinees Indisch Buffet is een voorbeeld van een:

A
Een koud buffet.
B
Een simpel buffet.
C
Een goedkoop buffet.
D
Een themabuffet.

Slide 4 - Quiz

Letten op hygiene bij het bereiden van eten  
- voorkom dat er haren in het eten komen, draag een haarnetje of bind lang haar vast 
- was altijd je handen met zeep voordat je eten gaat bereiden 
- gebruik schoon bestek en schone planken 

Slide 5 - Diapositive

Wat serveer je bij de thee?
A
suiker en een lepeltje
B
suiker en melk
C
honing en een lepeltje
D
honing, melk en een koekje

Slide 6 - Quiz


Wat is een voorbeeld van een disposable?


A
Een plastic bord.
B
Een handdoek.
C
Een wijnglas.
D
Een grote lunch.

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van GFT?
A
Appelschillen
B
Koffieprut
C
Kip
D
Etensresten

Slide 8 - Quiz

het gft






A
het grofvuil
B
het vuilnis
C
het puin
D
groente-, fruit- en tuinafval

Slide 9 - Quiz

Waar staat de afkorting HACCP voor?
A
Hazard Analysis Critical Control Points
B
Health Affect Crisis Control Problem

Slide 10 - Quiz

Welke term hoort bij de beschrijving: “Gevaren in kaart brengen die bij voedselproductie kunnen ontstaan”.
A
HDCCP
B
Schoonmaken
C
HACCP
D
HACPP

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Hygiene is belangrijk in de keuken want als ze niet worden opgevolgd dan?
A
Klanten kunnen ziek worden, producten bederven eerder
B
Klanten worden niet ziek maar producten bederven eerder
C
Producten bederven eerder maar klanten kunnen niet ziek worden

Slide 13 - Quiz

Schoonmaakproducten met de kleur rood staan voor?
A
Schoon
B
Vuil
C
Veilig
D
Hygienisch

Slide 14 - Quiz

Giftig
Brandbaar
Slecht voor de natuur

Slide 15 - Question de remorquage

Welk van onderstaande producten is een desinfecteermiddel?
A
Allesreiniger
B
Afwasmiddel
C
Bleekmiddel

Slide 16 - Quiz

Waarmee ontkalk je een koffiezetapparaat?
A
Chloor.
B
Groene zeep.
C
Soda.
D
Natuurazijn.

Slide 17 - Quiz

is geschikt voor alles wat nat gereinigd mag worden. De belasting van het milieu is groot.
gebruik je voor het reinigen van krasvaste materialen, roestvrij staal, kranen en sanitair. De belasting van het milieu is groot.
neem je voor het opwrijven en zemen van spiegels en ramen. De belasting van het milieu is groot
is geschikt voor het reinigen van sanitair, tegels en vuile ovenwanden. De belasting van het milieu is klein.
geschikt voor het ontstoppen van de afvoer en voor het weken van aangebrande pannen. De belasting van het milieu is klein. .
Schuurmiddel
Allesreiniger
Spiritus
Azijn
Zeep
Soda
gebruik je voor het ontkalken van douchekoppen, kranen en koffiezetapparaten. De belasting van het milieu is klein.

Slide 18 - Question de remorquage

Wat is het doel van archiveren?
A
Het bewaren van informatie voor toekomstig gebruik.
B
Het verwijderen van oude documenten.
C
Het verspreiden van informatie naar anderen.
D
Het wijzigen van documenten.

Slide 19 - Quiz

Archiveren is belangrijk omdat (er zijn meer antwoorden goed)
A
alles is goed bewaart
B
alles is snel terug te vinden
C
het moet van de belastingdienst
D
bepaalde gegevens zijn belangrijk genoeg om te bewaren

Slide 20 - Quiz

Waar moet je op letten als je het archief ordent op datum? Er zijn meerdere antwoorden goed
A
Laatste datum vooraan het dossier zit
B
Laatste datum achterin het dossier zit
C
Dat iedereen in het bedrijf de datum op dezelfde manier schrijft

Slide 21 - Quiz