Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Rekenopgaven H4
Slide 1 - Diapositive
Aan het einde van deze oefeningen
1) Bereken je goed de productiekosten, kostprijs per product en totale productiekosten.
2) Bereken je goed de winst
3) Bereken je goed de afschrijvingen per jaar, de aanschafprijs en het aantal gebruiksjaren.
Slide 2 - Diapositive
Kostprijs per product berekenen
Alle productiekosten
/
Aantal geproduceerde producten
Slide 3 - Diapositive
Jan's fietsenfabriek heeft deze week 5200 fietsen geproduceerd. De totale productiekosten zijn €949.000,- Bereken de kostprijs per fiets
timer
2:00
Slide 4 - Question ouverte
€949.000 / 5200 = €182,50
Jan's fietsenfabriek heeft deze week 5200 fietsen geproduceerd. De totale productiekosten zijn €949.000,-
Bereken de kostprijs per fiets
Slide 5 - Diapositive
Scheepswerf IJsselhof bouwt 35 schepen. De kostprijs per schip is gemiddeld €37.000,- Bereken de totale productiekosten.
timer
1:30
Slide 6 - Question ouverte
Afzet x kostprijs = totale productiekosten
35 x €37.000 = €1.295.000
Scheepswerf IJsselhof bouwt 35 schepen. De kostprijs per schip is gemiddeld €37.000,-
Bereken de totale productiekosten.
Slide 7 - Diapositive
De productiekosten van aardbeienkwekerij Capri zijn dit jaar €787.500. De kostprijs per kilo aardbeien is €2,10. Bereken hoeveel kilo aardbeienkwekerij Capri dit jaar produceert.
timer
2:00
Slide 8 - Question ouverte
productiekosten / kostprijs = productie
€787.500 / €2,10 = 375.000 kilo
De productiekosten van aardbeienkwekerij Capri zijn dit jaar €787.500. De kostprijs per kilo aardbeien is €2,10. Bereken hoeveel kilo aardbeienkwekerij Capri dit jaar produceert.
Slide 9 - Diapositive
Drukkerij interboot drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs €3,20 per boek. Bereken de totale productiekosten.
timer
2:00
Slide 10 - Question ouverte
Productiekosten berekenen
800 (stuks verkocht) x €3,20 (kostprijs)
=
€2.560 (productiekosten)
Slide 11 - Diapositive
De productie is 800 boeken, de kostprijs was €3,20. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Reken uit hoeveel de totale productiekosten nu zijn.
timer
3:00
Slide 12 - Question ouverte
€3,20 / 100 x 15 = €0,48
€3,20 - €0,48 = €2,72
€2,72 x 800 = €2.176
De productie is 800 boeken, de kostprijs was €3,20. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Reken uit hoeveel de totale productiekosten nu zijn.
:100
x15
3,20
0,032
€0,48
100%
1%
15%
:100
x15
Slide 13 - Diapositive
Aan het einde van deze oefeningen
1) Bereken je goed de productiekosten, kostprijs per product en totale productiekosten
2) Bereken je goed de winst
3) Bereken je goed de afschrijvingen per jaar, de aanschafprijs of het aantal gebruiksjaren.
Slide 14 - Diapositive
Winst berekenen
Winst = opbrengsten - kosten
Slide 15 - Diapositive
Reisbureau Najib organiseert een studiereis naar Praag. De kosten van de reis bedragen €18.000. De 45 deelnemers aan de reis betalen €475 per persoon. Reken uit hoeveel winst Najib heeft.
timer
2:30
Slide 16 - Question ouverte
€475 x 45 = €21.375
€21.375 - €18.000 = €3.375
Reisbureau Najib organiseert een studiereis naar Praag. De kosten van de reis bedragen €18.000. De 45 deelnemers aan de reis betalen €475 per persoon. Reken uit hoeveel winst Najib heeft.
Slide 17 - Diapositive
Annika organiseert een schoolfeest. Een kaartje voor het feest kost €4,75. Het geld dat Annika overhoudt, geeft ze aan een goed doel. Op het feest komen 82 mensen. De totale kosten zijn €211. Welk bedrag kan Annika aan het goede doel schenken?
timer
2:30
Slide 18 - Question ouverte
€4,75 x 82 = €389,50
€389,50 - €211 = €178,50
Annika organiseert een schoolfeest. Een kaartje voor het feest kost €4,75. Het geld dat Annika overhoudt, geeft ze aan een goed doel. Op het feest komen 82 mensen. De totale kosten zijn €211.
Welk bedrag kan Annika aan het goede doel schenken?
Slide 19 - Diapositive
De winst van Louise was vorig jaar €45.000. Dit jaar is de winst 32% hoger. Bereken het nieuwe winstbedrag.
timer
3:00
Slide 20 - Question ouverte
€45.000 / 100 x 32 = €14.400
€45.000 + €14.400 = €59.400
De winst van Louise was vorig jaar €45.000. Dit jaar is de winst 32% hoger. Bereken het nieuwe winstbedrag.
:100
x32
45.000
450
14.400
100%
1%
32%
:100
x32
Slide 21 - Diapositive
Aan het einde van deze oefeningen
1) Bereken je goed de productiekosten, kostprijs per product en totale productiekosten
2) Bereken je goed de winst
3) Bereken je goed de afschrijvingen per jaar, de aanschafprijs of het aantal gebruiksjaren.
Slide 22 - Diapositive
Afschrijvingen berekenen
Afschrijving per jaar =
(Aanschafprijs - restprijs*) / aantal gebruiksjaren
*Indien restprijs bekend
Slide 23 - Diapositive
Timo heeft een laptop nodig voor zijn werk. Daarop koopt hij voor €1.398. Timo gaat ervan uit dat hij er 3 jaar mee kan doen. Bereken de afschrijvingen per maand.
timer
2:00
Slide 24 - Question ouverte
€1398 / 5 = €279,60
€279,60 / 12 = €23,30
Timo heeft een laptop nodig voor zijn werk. Daarop koopt hij voor €1.398. Timo gaat ervan uit dat hij er 3 jaar mee kan doen. Bereken de afschrijvingen per maand.
Slide 25 - Diapositive
Arnold heeft in zijn restaurantkeuken een fornuis. Het fornuis moet 8 jaar gebruikt worden. De afschrijving op het fornuis is €787 per jaar. Bereken hoeveel de aanschafprijs geweest is.
timer
2:00
Slide 26 - Question ouverte
€787 x 8 = €6.296
Arnold heeft in zijn restaurantkeuken een fornuis. Het fornuis moet 8 jaar gebruikt worden. De afschrijving op het fornuis is €787 per jaar. Bereken hoeveel de aanschafprijs geweest is.
Slide 27 - Diapositive
Willy heeft voor zijn winkel een nieuwe inrichting gekocht voor €18.960. De afschrijving per maand is €395. In hoeveel jaar schrijft Willy de inrichting af?
timer
2:00
Slide 28 - Question ouverte
€18.960 (aanschafprijs) / €395 (afschrijving per maand) = 48 maanden
48 maanden / 12 maanden = 4 jaar
Willy heeft voor zijn winkel een nieuwe inrichting gekocht voor €18.960. De afschrijving per maand is €395. In hoeveel jaar schrijft Willy de inrichting af?
Slide 29 - Diapositive
Aan het einde van deze oefeningen
1) Bereken je goed de productiekosten, kostprijs per product en totale productiekosten
2) Bereken je goed de winst
3) Bereken je goed de afschrijvingen per jaar, de aanschafprijs of het aantal gebruiksjaren.