Les 4. Spieren en analgetica

4. Spieren en analgetica

Doktersassistenten
BBL
Leerjaar 1
Periode 2
J. Witte, MEd
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

4. Spieren en analgetica

Doktersassistenten
BBL
Leerjaar 1
Periode 2
J. Witte, MEd

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe een spier opgebouwd is en de namen van deze delen benoemen in het NL en Latijn.
2. Ik kan de namen van een geselecteerde groep spieren benoemen en herkennen in het Latijn.
3. Ik kan uitleggen hoe spieren functioneren (fysiologie), daarbij kan ik ook uitleggen wat (on)willekeurige spieren zijn.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
4. Ik kan uitleggen welke geneesmiddelen bij stap 2 van de analgetische ladder horen en ik heb daarvan algemene kennis.
5. Ik kan informatie opzoeken in het FK over NSAID's. Ik kan selecteren welke informatie een specifieke patiënt op dat moment nodig heeft en deze informatie omzetten naar begrijpelijke taal voor de patiënt.

Slide 3 - Diapositive

Lesboek
Anatomie en fysiologie:
  • 4.1. soorten spieren
  • 4.2. spierfysiologie (facultatief)



Slide 4 - Diapositive

Lesboek
Pathologie
3.9. Pijn

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Waarom gaan je spieren trillen (rillen) als je het koud hebt?

Slide 7 - Question ouverte

Waarom ril je als je koorts hebt met koude rillingen?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Emmer onder de kraan = steeds meer kracht zetten. Hoe meer kracht, hoe meer.............er actief zijn
A
spierpezen
B
spierbuiken
C
spiervezels
D
spierbundels

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

De biceps (armbuigspier) bestaat uit
A
dwars gestreept spierweefsel
B
glad spierweefsel
C
lang gerekt spierweefsel
D
combinatie glad- en dwars gestreept spierweefsel

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Agonisten
Spieren die samenwerken aan dezelfde beweging

of

De spier die de buigende beweging maakt

Slide 15 - Diapositive

De biceps en de triceps zijn....van elkaar
antagonisten
agonisten

Slide 16 - Sondage

Van het koppel: biceps en triceps is de triceps de.....
antagonist
agonist

Slide 17 - Sondage

Slide 18 - Diapositive

Patiënt heeft een CVA (beroerte) gehad en is halfzijdig verlamd. De spieren zijn......verlamd
wel
niet

Slide 19 - Sondage

In rust heb je..........spiertonus
A
wel......om je houding te kunnen handhaven
B
wel....die heel groot is
C
geen....de spieren zijn ingespannen
D
geen....de spieren zijn ontspannen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Memory cards spieren
Zie lesmaterialen
Print de kaartjes dubbelzijdig uit
knip ze uit
Leer ze uit je hoofd
Haal de kaartjes die je al kent uit het stapeltje

Slide 24 - Diapositive

een vaccinatie tegen sars-covid-2 (corona) zet je in de spier in je bovenarm:
A
m. trapezius
B
m. deltoïdeus
C
m. biceps brachii
D
m. quadriceps

Slide 25 - Quiz

De prikpil zet je vaak in de bil:
A
m. pectoralis major
B
m. deltoïdeus
C
m. rectus abdominis
D
m. gluteus maximus

Slide 26 - Quiz

Een pijnstiller die intramusculair toegediend wordt zet je vaak in het bovenbeen:
A
m. trapezius
B
m. deltoïdeus
C
m. biceps brachii
D
m. quadriceps

Slide 27 - Quiz

Analgetica
analgetische ladder trede 2: NSAID's
  • trede 1: paracetamol
  • trede 2: + NSAID's
  • trede 3: + zwakke opiaten
  • trede 4: +sterke opiaten
  • trede 5: sterke opiaten i.v.

Slide 28 - Diapositive

FK: groep NSAID's
1. Waar staat de afkorting NSAID voor?
2. Welke werking(en) hebben NSAID's?
3. NSAID's hebben vele bijwerkingen. Welke is de meest bekende?

Slide 29 - Diapositive

Meest gebruikte  NSAID's


diclofenac, ibuprofen en naproxen
Zoek de meest bekende specialité namen op van deze geneesmiddelen.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

FK: diclofenac
1. Waarom zijn er ook omhulde tabletten verkrijgbaar?
2. In welke toedieningsvormen is dit een OTC geneesmiddel?
3. heeft dit middel binnen de groep van de NSAID's een hoog of een laag risico op maagpijn?
4. Bij welke soort pijn wordt  dit middel bij voorkeur gegeven?
5. Waarom wordt dit middel ook wel gegeven bij RA?
6. Wat is de maximale dosis voor tabletten bij artrose?

Slide 32 - Diapositive

FK: diclofenac
7. Wat zijn de meest voorkomende bijwerkingen? Zoek moeilijke woorden op.
8. Mag een zwangere dit middel gebruiken? Wat is het advies?



Slide 33 - Diapositive

ibuprofen
1. Op welke twee manieren kan ibuprofen helpen bij menstruatieklachten?
2. Bij welke indicaties wordt ibuprofen voorgeschreven?
3. Waarom is ibuprofen retard niet geschikt voor de behandeling van acute pijn?
4. Ibuprofen is een OTC geneesmiddel. wanneer moet een patiënt een arts raadplegen bij gebruik van dit middel?

Slide 34 - Diapositive

FK: naproxen
1. Wat kan je zeggen over de kans op maagpijn bij dit middel ten opzichte van de andere NSAID's?
2. Waarvoor wordt dit middel bij OTC aangeraden?
3. Hoe lang mag dit middel maximaal gebruikt worden door de patiënt zonder een arts te raadplegen
4. Mag dit middel ingenomen worden met melk?
5. Wanneer moeten de retard tabletten ingenomen worden?

Slide 35 - Diapositive

FK: naproxen
6. Waarom mag een patiënt met een actieve- of recente maagbloeding dit middel niet gebruiken?
7. Een patiënt belt de praktijk; 'ik heb huidverkleuringen sinds ik met naproxen begonnen ben. Kan dat van dit middel zijn?'. Wat is jouw antwoord?
8. Mag een patiënt dit middel tegelijkertijd met ibuprofen gebruiken?

Slide 36 - Diapositive

onthouden NSAID's

Slide 37 - Carte mentale

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe een spier opgebouwd is en de namen van deze delen benoemen in het NL en Latijn.
2. Ik kan de namen van een geselecteerde groep spieren benoemen en herkennen in het Latijn.
3. Ik kan uitleggen hoe spieren functioneren (fysiologie), daarbij kan ik ook uitleggen wat (on)willekeurige spieren zijn.

Slide 38 - Diapositive

Leerdoelen
4. Ik kan uitleggen welke geneesmiddelen bij stap 2 van de analgetische ladder horen en ik heb daarvan algemene kennis.
5. Ik kan informatie opzoeken in het FK over NSAID's. Ik kan selecteren welke informatie een specifieke patiënt op dat moment nodig heeft en deze informatie omzetten naar begrijpelijke taal voor de patiënt.

Slide 39 - Diapositive

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage