Voorstellen

Guten Tag!
Je hebt voor deze les de volgende punten nodig.
- een schrift
- een pen
- werkende oortjes
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Guten Tag!
Je hebt voor deze les de volgende punten nodig.
- een schrift
- een pen
- werkende oortjes

Slide 1 - Diapositive

Vorstellen
Aan het eind van deze les, weet je wat deze drie onderstaande woorden betekenen. Ook kun jij je dan zelf voorstellen.
- Name
- Alter
- Wohnort

Slide 2 - Diapositive

Vorstellen
Een van de wereldwijd meest bekende zinnen uit een film is: My Name is Bond..... James Bond. 

Op de volgende pagina staat een filmpje van James Bond. In Duitsland spreken ze films in. Ze kennen geen ondertiteling. Kijk het filmpje tot het stopt. Ga na het bekijken naar de volgende pagina.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat is de vertaling naar het Duits van My Name is Bond.

Slide 5 - Question ouverte

Vorstellen
Kijk het filmpje nog een keer en beantwoord de volgende vragen.
  1. Hoe vaak stelt James Bond zich in totaal voor?
  2. Hoe vaak stelt James Bond zich met Mein Name ist Bond voor?

Slide 6 - Diapositive

2

Slide 7 - Vidéo

01:15
Hoe vaak stelt James Bond zich in totaal voor?

A
16
B
18
C
20
D
22

Slide 8 - Quiz

01:16
Hoe vaak stelt James Bond zich met Mein Name ist Bond voor?
A
11
B
13
C
15
D
17

Slide 9 - Quiz

Vorstellen
Hieronder zie je drie verschillende manieren waarop je kunt vragen hoe iemand heet en hoe jij kunt zeggen hoe je heet. 
Je krijgt er nu vragen over.

Was ist dein Name?                Mein Name ist 
Wie heißt du?                          Ich heiße
Wer bist du?                            Ich bin



Slide 10 - Diapositive

Hoe zeg je in het Duits.
Ik ben

Slide 11 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Duits.
Mijn naam is

Slide 12 - Question ouverte

Hoe vraag je in het Duits.
Wat is jouw naam?
A
What iss dein Name?
B
What ist your Name?
C
Was ist dein Name?
D
Wat iss dein Name?

Slide 13 - Quiz

Hoe vraag je aan iemand in het Duits:
Wie ben jij?
A
Wie bist du?
B
Wer bist du?
C
Wo bist du?
D
Wann bist du?

Slide 14 - Quiz

Wer
in het Duits betekent dus...?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de vertaling van:
Wie heißt du?

Slide 16 - Question ouverte

Wie
in het Duits betekent dus...?

Slide 17 - Question ouverte

Vorstellen
Maak een aantekening in je schrift. Schrijf er boven voorstellen. Neem deze 6 zinnen over zoals ze hier ook staan.

Was ist dein Name?                Mein Name ist 
Wie heißt du?                          Ich heiße
Wer bist du?                            Ich bin



Slide 18 - Diapositive

Link
Op de volgende pagina staat een link. Klik op de link en bekijk het filmpje met de titel: Ich heiße Emma.
Kijk het filmpje twee keer. Luister goed!
Onder het filmpje staat een oefening. Vul de oefening in. Klik iedere keer op überprüfen om de opgave te controleren. Helemaal onderaan de pagina staat weiter, waardoor je naar de volgende pagina/opgave gaat. 
Maak alle oefeningen bij het filmpje.
Wanneer je klaar bent. Steek je hand op zodat ik het kan controleren of je het goed hebt gemaakt.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Alter
Op de volgende pagina staat de aantekening over Alter
Dat betekent leeftijd. Neem dat gedeelte van de aantekening goed over in je schrift onder het gedeelte Vorstellen

Na het overnemen, bestudeer je het goed. Zodat jij er vragen over kunt beantwoorden.


Slide 21 - Diapositive

Alter
Wie alt bist du?                                              Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                        Mein Alter ist .....



11 elf
12 zwölf
13 dreizehn

Slide 22 - Diapositive

Mein Alter ist
Wat is de vertaling naar het Nederlands?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is twaalf in het Duits?
A
zwölf
B
twolf
C
twelve
D
twälf

Slide 24 - Quiz

Wat is dertien in het Duits?
A
derteen
B
dreiteen
C
dreizehn
D
drieten

Slide 25 - Quiz

Wat is de vertaling van:
Hoe oud ben jij?
A
How olt bis du?
B
Wie oalt is du
C
How oalt bis du?
D
Wie alt bist du?

Slide 26 - Quiz

Wohnort
Op de volgende pagina staat de aantekening over Wohnort
Dat betekent woonplaats. Neem dat gedeelte van de aantekening goed over in je schrift onder het gedeelte Alter

Na het overnemen, bestudeer je het goed. Zodat jij er vragen over kunt beantwoorden.


Slide 27 - Diapositive

Wohnort
Wo wohnst du?                      Ich lebe in...
                                                      Ich wohne in...
                                                      Ich komme aus...   
Woher kommst du?             Ich wohne/lebe in den Niederlanden.

Slide 28 - Diapositive

Ich lebe in
Ich wohne in
Ich komme aus
Ik woon in
Ik leef in
Ik kom uit

Slide 29 - Question de remorquage

Wat bekent de zin
Woher kommst du?
A
Waar kom jij?
B
Waar kom je vandaan?
C
Waar ga je heen?
D
Waar kom je uit?

Slide 30 - Quiz

Name-Alter-Wohnort
Als het goed is, ken je nu de vertaling van de drie bovenstaande woorden. Ook heb je er nu een aantekening van in je schrift.

Op de volgende pagina staat een filmpje. Luister goed naar het filmpje, zodat je weet hoe je de zinnen kunt/moet uitspreken.
Luister het anders twee of drie keer. Zodat je het aan het eind van de les zelf kunt uitspreken.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Leestekst
Op de volgende pagina, komt een leestekst. Lees de leestekst goed door. Daaronder staan dan vier stellingen. Klik iedere keer de juiste stelling aan. Er is maar één stelling juist.

Slide 33 - Diapositive


A
Moritz is dertien
B
Moritz is veertien
C
Moritz is bijna veertien
D
Moritz is bijna vijftien

Slide 34 - Quiz


A
Moritz woont in Berlin
B
Moritz woont in Bamberg
C
Moritz woont in Bremen
D
Moritz woont in Bitburg.

Slide 35 - Quiz


A
Moritz heeft één zus
B
Moritz heeft één zusje
C
Moritz heeft twee zusjes
D
Moritz heeft twee zussen

Slide 36 - Quiz


A
Moritz heeft instagram
B
Moritz heeft facebook
C
Moritz heeft geen telefoon
D
Moritz heeft whatsapp

Slide 37 - Quiz


A
Moritz heeft geen huisdieren
B
Moritz heeft één kat
C
Moritz heeft twee katten
D
Moritz heeft een allergie

Slide 38 - Quiz


A
Bianca ist zwölf
B
Bianca ist vierzehn
C
Bianca ist dreizehn
D
Bianca ist fünfzehn

Slide 39 - Quiz


A
Bianca heeft groene ogen en blonde haren
B
Bianca heeft bruine ogen en bruine haren
C
Bianca heeft blauwe ogen en bruine haren
D
Bianca heeft blauwe ogen en blonde haren

Slide 40 - Quiz


A
Bianca heeft geen broers/zussen
B
Bianca heeft één broer
C
Bianca heeft één zus
D
Bianca heeft twee zussen.

Slide 41 - Quiz


A
Bianca heeft geen hobby.
B
Bianca heeft als hobby voetbal.
C
Bianca heeft als hobby zwemmen.
D
Bianca heeft als hobby voetbal en zwemmen.

Slide 42 - Quiz

Name-Alter-Wohnort
Als het goed is, ken je nu de vertaling van de drie bovenstaande woorden. Ook heb je er nu een aantekening van in je schrift.

Je hebt de zinnen al op geschreven en paar keer doorgelezen. 
Klap je laptop half dicht, zodat ik zie dat je klaar bent tot zo ver.
Ga de zinnen van de aantekening uit je hoofd leren. 

Slide 43 - Diapositive

Uitspraak?
Wie alt bist du?                                           Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                    Mein Alter ist .....
Wie alt bist du?                                           Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                     Mein Alter ist .....                                  
Woher kommst du?                                   Ich wohne/lebe in den Niederlanden. 
Wo wohnst du?                                            Ich wohne in 
                                                                            Ich lebe in
                                                                            Ich komme aus...    

Slide 44 - Diapositive

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
Stell dich vor an deinem Nachbarn links und rechts.
timer
2:00

Slide 45 - Diapositive