Past simple regelmatige werkwoorden

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Past simple

affirmative (bevestigend)

Wanneer gebruik je de Past Simple?

1. Wanneer iets een gewoonte is.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Hoe maak je de Past Simple?

1. werkwoord + - ed (worked)
2. shit = bij she/he/it : werkwoord + -(e)s
3. am/is/are + werkwoord + -ing
4. have/has + voltooid deelwoord

Past simple

Iets is in het verleden gebeurd.

De verleden tijd.

Werkwoord + ed

(bijvoorbeeld worked)

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden.

We .......... a delicious cake yesterday.

1. bakeed
2. baked
3. baking
4. bake

She ......... for her exam last night.

1. studied
2. studyied
3. studyed
4. studying

He was .......... by the police for speeding.

1. stopping
2. stoped
3. stopped
4. stop

We ........... basketball last week.

1. played
2. plaid
3. playied
4. playing

 Regelmatige werkwoorden: spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: 

I live - I lived

you move - you moved

De laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat en er maar 1 klemtoon mogelijk is:

I drop - I dropped

they plan - they planned

Regelmatige werkwoorden: spelling

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan komt er -ied achter:

I carry - I carried

you study - you studied

Als een werkwoord eindigt op een klinker + -y, dan komt er -ed achter: 

I play - I played

Wat is GEEN signaalwoord van de Past Simple?

1. yesterday
2. last week
3. at the moment
4. in 2020

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  
• last night

It ........... a lot last week.

1. raind
2. rained
3. raining
4. rain

She ......... great in her new dress.

1. looked
2. looket
3. looking
4. look

Last night we ........ to music.

1. listend
2. listenet
3. listened
4. listening

The baby .......... the entire night.

1. cried
2. cry
3. cryed
4. cryied

My sister .......... (play) the guitar last year.

They ....... (walk) home after school yesterday.

This morning I ............ my room.

1. cleand
2. cleaned
3. clean
4. cleaning

He ........ the door.

1. closd
2. closed
3. closeed
4. close

Amy ........... to open the door but it was locked.

1. tryd
2. tried
3. tryied
4. tryed

Noem 2 dingen die je geleerd hebt over de Past Simple deze les.

Past simple

affirmative (bevestigend)