H4 paragraaf 1 2223

oefenen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

oefenen

Slide 1 - Diapositive

Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken

Slide 2 - Quiz

Een verbranding is een
A
endotherme reactie
B
exotherme reactie

Slide 3 - Quiz

in het reactieschema van een verbranding staat
A
altijd zuurstof voor de pijl
B
altijd zuurstof na de pijl
C
nooit zuurstof
D
maar één beginstof

Slide 4 - Quiz

wat is het reactieschema van verbranding?
A
brandstof + stikstof --> verbrandingsproduct(en)
B
brandstof --> zuurstof + verbrandingsproduct(en)
C
stikstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)
D
brandstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN voorwaarde voor verbranding?
A
Aanwezigheid van een brandbare stof
B
Aanwezigheid van voldoende zuurstof
C
Aanwezigheid van vuur
D
De verbrandingstemperatuur moet worden bereikt

Slide 6 - Quiz

Als ik de deksel op een brandende frituur pan doe, welke voorwaarde voor een verbranding verwijder ik dan?
A
zuurstof
B
ontbrandings-temperatuur
C
brandstof
D
vloeistof

Slide 7 - Quiz

Brand blussen met water
Welke voorwaarde van verbranding haal je weg?
A
Brandstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Zuurstof

Slide 8 - Quiz

Als je water vernevelt op een brand spuit, dan ...
A
wordt de zuurstof weggedrukt
B
dan wordt de temperatuur verlaagd
C
dan wordt de brandstof weggenomen
D
dan wordt de mengverhouding anders

Slide 9 - Quiz

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Temperatuur
C
Zuurstof

Slide 10 - Quiz

Welke voorwaarde uit de
branddriehoek haal je vooral weg als
je een brand met schuim blust?
A
zuurstof
B
brandbare stof
C
ontbrandingstemperatuur
D
geen

Slide 11 - Quiz

Het reactieproduct van een verbrandingsreacties is altijd (....)oxide
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 12 - Quiz

Bij alle verbrandingen ontstaan verbindingen met zuurstof ( = het element -oxiden)! Wat ontstaat er dus bij de verbranding van stikstof?
A
stikstofoxiden
B
stikstofchloride
C
stikstofsulfide
D
stikstof

Slide 13 - Quiz

Welke oxiden ontstaan er bij de verbranding van dimethylsulfoxide?
C2H6SO
A
De oxiden van C en H
B
De oxiden van C, H en S
C
De oxiden van C, H, S en O
D
De oxiden van C, H en O

Slide 14 - Quiz

Wat is een reagens?
A
een chemische stof die niet deelneemt aan een reactie
B
een chemische stof die deelneemt aan een reactie

Slide 15 - Quiz

Het reagens kalkwater toont aan:
A
Water
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmono-oxide
D
Zwaveldioxide

Slide 16 - Quiz

met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood

Slide 17 - Quiz

Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Sleep het juiste reagens naar de juiste stof.
water
koolstofdioxide
zwaveldioxide
wit kopersulfaat
kalkwater
joodwater

Slide 18 - Question de remorquage

Bekijk de onderstaande zinnen over blussen. 
Sleep de zinnen naar de voorwaarde in de branddriehoek die je wegneemt.
Gaskraan uitdraaien.
Papierbrand blussen met water
Iemand in een branddeken wikkelen.
Aansteker uitblazen.
Bosbrand doven met zand.

Slide 19 - Question de remorquage

Bij de verbranding van magnesium ontstaat magnesiumoxide. Geef het reactieschema hiervan
+
magnesium (s)
zuurstof (g)
Magnesiumoxide (s)

Slide 20 - Question de remorquage

Volledige verbranding
Onvolledige verbranding
Zeer onvolledige verbranding

Slide 21 - Question de remorquage