Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
oefenen
Slide 1 - Diapositive
Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken
Slide 2 - Quiz
Een verbranding is een
A
endotherme reactie
B
exotherme reactie
Slide 3 - Quiz
in het reactieschema van een verbranding staat
A
altijd zuurstof voor de pijl
B
altijd zuurstof na de pijl
C
nooit zuurstof
D
maar één beginstof
Slide 4 - Quiz
wat is het reactieschema van verbranding?
A
brandstof + stikstof --> verbrandingsproduct(en)
B
brandstof --> zuurstof + verbrandingsproduct(en)
C
stikstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)
D
brandstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)
Slide 5 - Quiz
Wat is GEEN voorwaarde voor verbranding?
A
Aanwezigheid van een brandbare stof
B
Aanwezigheid van voldoende zuurstof
C
Aanwezigheid van vuur
D
De verbrandingstemperatuur moet worden bereikt
Slide 6 - Quiz
Als ik de deksel op een brandende frituur pan doe, welke voorwaarde voor een verbranding verwijder ik dan?
A
zuurstof
B
ontbrandings-temperatuur
C
brandstof
D
vloeistof
Slide 7 - Quiz
Brand blussen met water Welke voorwaarde van verbranding haal je weg?
A
Brandstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Zuurstof
Slide 8 - Quiz
Als je water vernevelt op een brand spuit, dan ...
A
wordt de zuurstof weggedrukt
B
dan wordt de temperatuur verlaagd
C
dan wordt de brandstof weggenomen
D
dan wordt de mengverhouding anders
Slide 9 - Quiz
Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Temperatuur
C
Zuurstof
Slide 10 - Quiz
Welke voorwaarde uit de branddriehoek haal je vooral weg als je een brand met schuim blust?
A
zuurstof
B
brandbare stof
C
ontbrandingstemperatuur
D
geen
Slide 11 - Quiz
Het reactieproduct van een verbrandingsreacties is altijd (....)oxide
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 12 - Quiz
Bij alle verbrandingen ontstaan verbindingen met zuurstof ( = het element -oxiden)! Wat ontstaat er dus bij de verbranding van stikstof?
A
stikstofoxiden
B
stikstofchloride
C
stikstofsulfide
D
stikstof
Slide 13 - Quiz
Welke oxiden ontstaan er bij de verbranding van dimethylsulfoxide?
C2H6SO
A
De oxiden van C en H
B
De oxiden van C, H en S
C
De oxiden van C, H, S en O
D
De oxiden van C, H en O
Slide 14 - Quiz
Wat is een reagens?
A
een chemische stof die niet deelneemt aan een reactie
B
een chemische stof die deelneemt aan een reactie
Slide 15 - Quiz
Het reagens kalkwater toont aan:
A
Water
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmono-oxide
D
Zwaveldioxide
Slide 16 - Quiz
met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood
Slide 17 - Quiz
Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Sleep het juiste reagens naar de juiste stof.
water
koolstofdioxide
zwaveldioxide
wit kopersulfaat
kalkwater
joodwater
Slide 18 - Question de remorquage
Bekijk de onderstaande zinnen over blussen.
Sleep de zinnen naar de voorwaarde in de branddriehoek die je wegneemt.
Gaskraan uitdraaien.
Papierbrand blussen met water
Iemand in een branddeken wikkelen.
Aansteker uitblazen.
Bosbrand doven met zand.
Slide 19 - Question de remorquage
Bij de verbranding van magnesium ontstaat magnesiumoxide. Geef het reactieschema hiervan