vragen woordsoorten 12/2023 2mh pallas

vragen woordsoorten 12/2023 2mh pallas
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

vragen woordsoorten 12/2023 2mh pallas

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden? (zn)

Op de grote weg in het noorden van Vietnam kwamen toeristen vaak in de problemen.
A
grote, Vietnam, kwamen
B
weg, noorden, toeristen, problemen
C
weg, noorden, Vietnam, toeristen, problemen
D
weg, noorden, Vietnam, toeristen.

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden? (zn)

Het mooie speelgoed in die winkel is populair bij kleine kinderen.
A
mooi, speelgoed, kinderen
B
winkel, kinderen
C
speelgoed, winkel, is
D
speelgoed, winkel, kinderen

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden? (zn)

auto, bijzonder, Maas, Max, vandaag, groot
A
auto, Max, groot
B
auto, Maas, Max
C
auto, bijzonder, Maas, Max
D
auto, Maas, Max, vandaag

Slide 4 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?

beveiligde (op een beveiligde afdeling)
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord

Slide 5 - Quiz

De houten stoel is op de stenen vloer gevallen.

Wat zijn de stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden?
A
houten
B
houten stoel
C
houten stoel, stenen vloer
D
houten, stenen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels?

In het huis ligt op de kast een boek.
A
in, ligt
B
in, een
C
in, op
D
op, boek

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels?
Ik ga met Eva in de achtbaan van de Efteling.
A
Ik, in
B
Ik, in, van
C
met , in, van

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?

Hij begint te praten over zijn vriend.
A
begint
B
praten
C
praten, vriend
D
begint, praten

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?

Zij wil volgende week gaan verhuizen.
A
wil, verhuizen
B
wil, gaan, verhuizen
C
wil, gaan

Slide 10 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin:

Hij gaat naar huis omdat hij ziek is.
A
naar
B
omdat
C
ziek
D
gaat

Slide 11 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Hoewel Emma gelukkig is, wil zij graag een ander kapsel.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Achmed gaat elke woensdag naar zijn oma tenzij hij verkouden is.

Slide 13 - Question ouverte

Voeg het juiste voegwoord in:
Joost wil een brommer kopen ........ hij ver van school woont.
A
want
B
omdat
C
doordat
D
terwijl

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in:
Ik ga vanmiddag een broek kopen...... mijn oude is stuk gegaan.
A
want
B
als
C
omdat
D
hoewel

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
Ik las in mijn boek over haar.
A
las, haar
B
mijn, haar
C
ik, mijn, haar
D
ik, haar

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
Zij hebben hem in zijn winkel gezien.
A
zij, hem
B
zij, hem, zijn
C
zij, zijn
D
hem, zijn

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden?
Ik geef jouw spullen aan hem.
A
ik, jouw
B
ik, jouw, hem
C
hem
D
jouw

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden?
'Wilt u uw fiets in ons rek plaatsen?'
A
u, uw
B
u, uw, ons
C
uw, ons
D
ons

Slide 19 - Quiz

Einde!

Slide 20 - Diapositive