Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Herhaling hoofdstuk 6 en 8
Meedoen met je Laptop!
eigen naam
Slide 1 - Diapositive
wiskunde
- Laptop om mee te doen
- Leren door oefenen
- Goed opletten
Slide 2 - Diapositive
Let op!
Je mag rekenmachine gebruiken.
Bij de volgende vraag heb je die nodig dus zorg dat je hem klaar hebt liggen.
Slide 3 - Diapositive
Een klaslokaal heeft een lengte van 8m en een breedte van 6m. Wat is de oppervlakte?
A
28m2
B
48m2
C
42cm2
D
42m2
Slide 4 - Quiz
Lokaal uit de vorige vraag heeft een oppervlakte van 48m2. Hoeveel cm2 is dat?
A
48 cm2
B
480 cm2
C
4 800 cm2
D
480 000 cm2
Slide 5 - Quiz
Wat is hier uitgerekend?
A
Omtrek
B
oppervlakte
C
de inhoud
D
de lengte
Slide 6 - Quiz
Wat is de omtrek van deze driehoek?
A
10 cm2
B
11,5 cm2
C
11,5 cm
D
5 cm
Slide 7 - Quiz
Lokaal 18 heeft een oppervlakte van 66 m2. Er komt nieuw laminaat te liggen. Die kost per m2 17,25 euro. Hoeveel kost het om het hele lokaal te lamineren?
A
113750 euro
B
83,25 euro
C
17,25 euro
D
1138,50 euro
Slide 8 - Quiz
Lokaal is 6 bij 7 meter. Wat is de omtrek?
A
13 m
B
13 m2
C
26 m2
D
26 m
Slide 9 - Quiz
De omtrek uit de vorige vraag is 26 meter. Hoeveel millimeter is dat?
A
26 mm
B
260 mm
C
2600 mm
D
26000 mm
Slide 10 - Quiz
De omtrek is 2600 cm. De plinten kosten 4,55 euro per 100 cm. Hoeveel kost het om het hele lokaal te voorzien van nieuwe plinten.
A
1183 euro
B
455 euro
C
118,30 euro
D
45,50 euro
Slide 11 - Quiz
Wat is de oppervlakte van deze driehoek?
A
10 cm2
B
11,5 cm2
C
11,5 cm
D
5 cm2
Slide 12 - Quiz
Wat is de oppervlakte van dit figuur?
A
48 m2
B
40,5 m2
C
28 m2
D
45,5 m2
Slide 13 - Quiz
Oppervlakte van een cirkel bereken je door:
π⋅straal⋅straal=
A
113,10 cm2
B
452,39 cm2
C
36 cm2
D
113,04 cm2
Slide 14 - Quiz
Omtrek van een cirkel bereken je door:
π⋅diameter=
A
37,69 cm
B
18,85 cm
C
36 cm
D
37,70 cm
Slide 15 - Quiz
In een fles wasverzachter zit 1500 ml. Hoeveel liter is dat?
A
1,5 l
B
15 l
C
150 l
D
15000 l
Slide 16 - Quiz
Karel weegt 82 kg. Hij moet medicatie slikken. Per kg gewicht moet hij 0,5 mg slikken. Hoeveel mg medicijn moet hij nemen?