11.3 Zwangerschap TA3a

Deze les
  • Voorkennis: van zaadlozing tot innesteling.
  • Keuze: uitleg over 11.3 of zelf leerdoelen uitwerken.
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Deze les
  • Voorkennis: van zaadlozing tot innesteling.
  • Keuze: uitleg over 11.3 of zelf leerdoelen uitwerken.
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van zaadlozing tot zwangerschap!


Let op: de timer loopt...

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onder invloed van welk hormoon rijpt de eicel in de follikel?
A
FSH
B
Oestrogeen
C
LH
D
Progesteron

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon heeft de concentratiepiek rond de ovulatie?
A
FSH
B
Oestrogeen
C
LH
D
Progesteron

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe lang blijft een eicel bevruchtbaar?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komen de zaadcellen direct na de zaadlozing ongeveer terecht?
A
7
B
8
C
10
D
13

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar vindt de bevruchting plaats?
A
Baarmoedermond
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Eierstok

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoelang duurt het na de bevruchting totdat de eicel is ingenesteld?
A
10-24 uur
B
24-48 uur
C
2-5 dagen
D
5-7 dagen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet het ingenestelde bolletje cellen?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De vlokken van het embryo geven het hormoon HCG af. Dit heeft twee effecten. Wat is één van die effecten?
A
Zorgen voor opname en afgifte van stoffen voor het embryo.
B
Zorgt voor afsluiting van de baarmoedermond.
C
Zorgt ervoor dat er geen nieuwe eicel rijpt.
D
Zorgt voor de vorming van de navelstreng.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke twee hormonen uit de cyclus worden na bevruchting nog afgegeven?
A
FSH en LH
B
Oestrogeen en progesteron
C
LH en oestrogeen
D
LH en progesteron

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

                                            Het leuke gedeelte is over...

Nu begint het echte werk!

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 11.3 deel 1
Aan het einde van deze les kun je:
  • beschrijven welke veranderingen er optreden bij het kind tijdens zwangerschap.
  • beschrijven welke veranderingen er bij de moeder optreden tijdens zwangerschap.
  • uitleggen hoe het embryo beschermd wordt door de vruchtvliezen en het vruchtwater.
  • beschrijven hoe stoffen uitgewisseld worden tussen moeder en kind, via de placenta en navelstreng.
  • de onderdelen van de placenta en de navelstreng benoemen. 
  • uitleggen welk effect schadelijke stoffen kunnen hebben op het kind





Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ga je doen?
Meedoen met de uitleg van mevrouw Rap.
Zelfstandig de leerdoelen uitwerken.

Slide 14 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwangerschap en ontwikkeling
Embryonale fase = eerste 12 weken. Alle organen ontstaan.

Nog geen dikke buik, maar wel andere veranderingen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Na 12 weken is het een foetus. Vanaf dan groeit het kindje veel.

Organen worden verdrukt:
  • vaker naar de wc
  • oprispend maagzuur

Progesteron stimuleert de groei van melkklieren. En borsten worden groter door extra vet, wat de melkklieren beschermt.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Foetus zit in 'zak': vruchtvliezen met vruchtwater erin voor bescherming.

Placenta/moederkoek: vormt op plek van innesteling, bevat bloedvaten van moeder en kind. 

Verbinding tussen foetus en placenta met navelstreng.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Moederkoek of placenta
Foetus via navelstreng verbonden met placenta.
Bloedvaten moeder en kind dicht naast elkaar.
--> stoffen uitwisselen door dunne wanden





Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Navelstreng
Drie bloedvaten:
  • navelstrengader: van moeder naar foetus (zuurstof en voedingsstoffen)
  • twee navelstrengslagaders: van foetus naar moeder, allebei! (koolstofdioxide en andere afvalstoffen)

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Placenta/moederkoek
Filter tussen bloed van de moeder en bloed van het kindje. 

Houdt veel schadelijke stoffen en ziekteverwekkers tegen. 

Maar helaas komen er ook stoffen wel bij het kindje via de placenta:
  • alcohol
  • drugs
  • nicotine
  • rodehondvirus

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugblik
  • Eerst een foetus of eerst een embryo? En na hoeveel weken niet meer?
  • Hoe zit een baby in de baarmoeder? 
  • Hoe ziet de bloedsomloop van een ongeboren baby in de eruit?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les
  • uitleg
  • opdrachten maken

Morgen laatste les: 11.4 deels zelfstandig maken!

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 11.3 deel 2
 Aan het einde van deze les kun je:
  • de bloedsomloop van het ongeboren kind beschrijven.
  • beschrijven hoe de bloedsomloop van de baby na de geboorte verandert.
  • beschrijven hoe een bevalling verloopt.
  • uitleggen wat één- en twee-eiige tweelingen zijn en hoe ze kunnen ontstaan.



Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedsomloop kind
Longen en darmen werken nog niet: zuurstof en voedingsstoffen van moeder.

Bloed gaat via navelstrengader richting de lever. Gaat via ductus venosus naar onderste holle ader en komt direct in het hart.


Mengt in onderste holle ader met zuurstofarm bloed uit de rest van het lichaam.

In welke hartruimte komt het terecht?

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1
Navelstrengader vertakt: deel naar lever (poortader) en deel naar onderste holle ader.
2
Stroomt rechterboezem in, gemengd met bloed uit holle ader.
3
Ovale venster is een opening tussen rechter- en linkerboezem. Bloed stroomt door hele hart. Na samentrekken stroomt het in de aorta en longslagader.
4
Verbinding tussen longslagader en aorta: ductus Botalli, waardoor grootste gedeelte van bloed door aorta stroomt.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Via twee navelstrengslagaders gaat het weer terug.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf ademen! Vier veranderingen in bloedsomloop:
  1. Ductus venosus sluit en verschrompelt
  2. Ovale venster sluit
  3. Ductus Botalli (tussen longslagaders en aorta) sluit en verschrompelt
  4. Navelstrengader en navelstrengslagaders verschrompelen (vallen af: navel).
Na de geboorte...

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaat een tweeling?
Eeneiige tweeling: één ei- en zaadcel, maar splitst
na bevruchting.
Twee-eiige tweeling: twee eicellen en twee zaad-
cellen, nadat er twee eitjes bij eisprong vrij zijn
gekomen. 

Bij beide meestal twee placenta's en twee
vruchtvliezen, tenzij bij eeneiige tweeling splitsing
na innesteling is gebeurd (1%).

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bevalling
Drie fasen:
1. Ontsluiting; door weeën gaat de baarmoedermond open. Wee = samentrekken spieren van baarmoeder
2. Uitdrijving; sterke persweeën duwen de baby door de vagina naar buiten.
3. Nageboorte; door weeën gaan de placenta en vruchtvliezen en resten navelstreng naar buiten. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soms is een 
keizersnede nodig, bijv.
bij dwarsligging.


Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag... 
Zelf doorlezen: blz. 33, 41 en 42 (eerst 8 minuten stilte)
Basis: 8, 9, 11 en 14 en 15
(Extra oefening: 4, 5, 6, 10, 12, 13 en 16)

Klaar?
  • Maak aantekeningen van 11.4 deel 1 (zie LessonUp) Dit is huiswerk voor morgen.
timer
8:00

Slide 31 - Diapositive

Evt. aflevering childbirth Sex Explained: 03:15 - 14:00
Leerdoelencheck!
  1. Beschrijf hoe een embryo in de moeder ligt (benoem de onderdelen).
  2. Beschrijf welke verschillen er zijn met de bloedsomloop van een embryo en van een geboren kind.
  3. Leg uit hoe het embryo beschermd wordt.
  4. Beschrijf hoe het kind aan stoffen komt.

In tweetallen: één persoon legt 1 en 3 uit, tweede persoon legt 2 en 4 uit.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions