1V/Z KA Hofstelsel en horigheid/ leenheer en vazel 5.1 en 5.3

Hofstelsel en Horigheid 5.3
De verhouding tussen leenheer en vazal (leenman) 5.1
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolWOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hofstelsel en Horigheid 5.3
De verhouding tussen leenheer en vazal (leenman) 5.1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Twee kenmerken deze les
Hofstelsel en horigheid (5.3)
De verhouding tussen leenheer en vazal (leenman) (feodale verhoudingen 5.1)

Slide 3 - Diapositive

Wat is hofstelsel?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Wat is horigheid?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Elke week onderzoeken we enkele kenmerkende aspecten. Dat doen we aan de hand van WAT houdt dit precies in, wat betekent de begrippen
WIE (personen)
WAAR (locatie)
WANNEER (tijd)
HOE is dit ontstaan of gebeurt (aanleiding)
WAAROM is dit gebeurt (oorzaken, direct en indirect)
GEVOLGEN (korte en lange termijn)

Slide 9 - Diapositive

Leenstelsel
Domeinstelsel (hofstelsel)
Economisch systeem
Politiek systeem

Slide 10 - Question de remorquage

Leenstelsel
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek 
Leenheer
Trouw / macht
zelfvoorzienend

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe zat het ook alweer met horigheid en hofstelsel?
Horigen...
A
waren vazallen van de koning
B
waren leenmannen van een edelman
C
waren slaven die het land bewerkten
D
leverden vrijheid in, in ruil voor bescherming

Slide 12 - Quiz

Wat is een horige? Wat moest een horige doen voor de heer?
A
een arme boer
B
vergaderen met de heer
C
een vrije boer
D
Oogst geven aan de heer

Slide 13 - Quiz

De horige waren geen eigen baas.
Als kind van een horige werd je:
A
Een vrije boer
B
Knettergek
C
Ridder
D
Ook een horige boer

Slide 14 - Quiz

Wat is een standenmaatschappij?
A
Een samenleving waarin iedereen gelijk was.
B
Een samenleving zonder koning of keizer.
C
Een samenleving waarin de geestelijken alle beslissingen maakten.
D
Een samenleving waarin sociale verschillen tussen mensen worden vastgelegd

Slide 15 - Quiz

Twee kenmerken deze les
Hofstelsel en horigheid (5.3)
De verhouding tussen leenheer en vazal (leenman) (feodale verhoudingen 5.1)

Slide 16 - Diapositive

Wat is een leenheer?
A
Een Koning
B
Een Keizer
C
Een Vorst
D
Een Horige

Slide 17 - Quiz


De leenman ontving land van zijn leenheer. Voor welk van de volgende zaken was de leenheer niet verantwoordelijk
A
Het land besturen met wetten en regels
B
Het christelijke geloof verspreiden
C
Rechtspreken
D
Belasting innen

Slide 18 - Quiz

Een leenman kan ook een leenheer zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Leenstelsel

Slide 20 - Diapositive

Leenstelsel
Leenstelsel

Slide 21 - Diapositive

Leenstelsel

Slide 22 - Diapositive

Wat is het voordeel van het leenstelsel voor de leenheer?
De leenheer...
timer
0:20
A
hoefde het gebied niet zelf te besturen.
B
had soldaten voor zijn leger.
C
kreeg raad van zijn leenmannen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quiz

Vazal is een ander woord voor?
A
Geestelijke
B
Koning
C
Leenman
D
Ridder

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive