Denk aan de dood, geniet van het leven.

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Dit grafreliëf zat aan de buitenkant van een grafhuis aan de Via Appia. Wat voor effect heeft het op de voorbijganger?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Welke uiterlijke kenmerken hebben Amphio en Fausta?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Welke karaktereigenschappen zie jij in Amphio en Fausta?

Slide 6 - Question ouverte

Dichterlijke woordpatronen
1. anafoor: opeenvolgende zinnen en met hetzelfde beginwoord
2. parallellie: twee of meer zinnen met dezelfde structuur
3. chiasme: twee tekstelementen met gespiegelde structuur
4. asyndeton: opeenvolging van tekstelementen zonder verbindingswoord
5. trikolon: opeenvolging van drie onderdelen
6. climax: een oplopende reeks van tenminste drie tekstelementen

Slide 7 - Diapositive

Deze termen vind je in Studeo, blz. 95-106. Zoek ze maar eens op en bekijk de voorbeelden.
1. anafoor: opeenvolgende zinnen en met hetzelfde beginwoord
2. parallellie: twee of meer zinnen met dezelfde structuur
3. chiasme: twee tekstelementen met gespiegelde structuur
4. asyndeton: opeenvolging van tekstelementen zonder verbindingswoord
5. trikolon: opeenvolging van drie onderdelen
6. climax: een oplopende reeks van tenminste drie tekstelementen

Slide 8 - Diapositive

Qui legis hunc titulum, mortalem te esse memento.
Vertaling: wie?

Slide 9 - Diapositive

Viator, viator!
Quod tu es, ego fui.
Quod nunc sum, et tu eris. Dit gedicht bevat:
A
Anafoor
B
Anafoor en chiasme
C
Anafoor en parallellie
D
Anafoor, parallellie, asyndeton

Slide 10 - Quiz

Respice et crede:
hoc est, sic est,
aliut fieri non licet.
A
Kijk om en geloof: dit is het, zo is het, iets anders is niet mogelijk.
B
Kijk om en geloof: dit is zoals het is, iets anders is niet mogelijk.
C
Kijk om en geloof: dit is het, zo is het, iets anders mag niet gebeuren.
D
Kijk om en geloof: dit is zoals het is, iets anders mag niet gebeuren.

Slide 11 - Quiz

Es, bibe, lude, veni.

Dit gedicht is
A
Een climax.
B
Zowel een asyndeton als een climax.
C
Een climax, een asyndeton en ook nog een parallellie.
D
Een anticlimax.

Slide 12 - Quiz


Dum vixi, bibi libenter.
Bibite vos, qui vivitis.

Welk(e) stilistisch middel(en) herken je in dit gedicht?

Slide 13 - Question ouverte

Quod edi bibi, mecum habeo,
quod reliqui, perdidi.

Gebruik je vertaling om de levensles van dit gedicht samen te vatten.

Slide 14 - Question ouverte

Vragen hulpboek blz. 18
1. Wie is in grafschrift 1-6 aan het woord, wie is de aangesprokene?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Vidéo

In het filmpje zag je hedendaagse grafstenen. Wie is daar de spreker, wie de aangesprokene?

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal nu van blz. 22 tekst 7 t/m 10.

Slide 18 - Diapositive