Woorden "Ik ga naar de dokter"

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Ik ga naar de dokter

de buik

Het zachte deel in het midden van je lichaam, aan de voorkant.

de pijn

Een naar gevoel in je lichaam.

de buikpijn

Pijn in je buik.

de dokter

Iemand die ervoor gestudeerd heeft om zieke mensen beter te maken.

Ander woord: de arts

koud

Als iets koud is, is de temperatuur laag.

warm

Warme dingen hebben een hoge temperatuur.

niezen

Een speciaal geluid maken met je neus en je mond, vooral als je verkouden bent: hatsjoe!

ik	nies
jij/je	niest
hij/zij	niest
wij	niezen
jullie	niezen
zij	niezen

hoesten

niezen

de medicijnen

Een middel tegen een ziekte.

de zalf

Een zachte, bijna vloeibare stof die je huid sneller heel maakt als die stuk is.

het drankje

Een medicijn dat je moet drinken.

de griep

Een ziekte die ontstaat door een virus, waarbij je warmer wordt en pijn krijgt in je spieren.

het lichaam

Het deel van een mens of een dier dat je kunt zien en aanraken.

gezond

de paracetamol

Een medicijn waardoor je minder pijn voelt.

de zieke

Iemand die ziek is .

de voet

Het lichaamsdeel waarop een mens of dier staat.

het gezicht

De voorkant van je hoofd.