1hv - chapitre 5 - Le futur proche

Le futur proche
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Le futur proche

Slide 1 - Diapositive

Na deze les:
    Weet je wat de futur proche is
    Kun de de vormen van het werkwoord "aller" opnoemen
    Weet je wat het werkwoord "aller" betekent
    Kun je werkwoorden in de futur proche zetten
    Weet je wat de woordvolgorde in een Franse zin is
    Kun je een zin in de futur proche én in de ontkenning zetten.

Slide 2 - Diapositive

Wat voor tijd
zou " le futur"
kunnen zijn?

Slide 3 - Carte mentale

Le futur proche
             de nabije toekomst. Dat gebruik je wanneer je iets gelijk nadat je het zegt, gaat doen. 

Bijvoorbeeld:  Ik ga mijn kamer opruimen
Exemple: Je vais ranger ma chambre. 

Slide 4 - Diapositive

Stap 1: leer het rijtje van "aller"
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous 
allez
ils / elles 
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan

Slide 5 - Diapositive

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon
Je 
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vont
allons
vais
vas
va
allez
ik
jij
hij / zij / men
wij
jullie / u
zij [mmv / vmv

Slide 6 - Question de remorquage

Stap 2
Om de futur proche te maken doe je het volgende:
                                 vorm van aller + heel werkwoord


                Bijvoorbeeld: Elle va danser avec sa copine
Vertaling: Zij gaat met haar vriendin dansen 

Slide 7 - Diapositive

Let op!!!
In het Frans plaatsen we de werkwoorden bij elkaar
In het Nederlands zeggen we: 
Zij gaat met haar broer zingen

In het Frans zeggen we:
Elle va chanter avec son frère.


Slide 8 - Diapositive

De zinsvolgorde is dan:



onderwerp
vorm van aller
heel ww
rest v.d. zin
Nous
allons
écouter 
de la musique
Ma mère
va 
manger
une pomme

Slide 9 - Diapositive

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
vorm van aller
hele
werkwoord
rest
van de zin
Ils
vont
acheter
des pantalons

Slide 10 - Question de remorquage

Attention!
Als je een zin ontkennend maakt, dan zet je ne... pas om het 1e werkwoord in de zin. Dus:

onderwerp
ne vorm van aller pas
heel ww
rest v.d. zin
Nous
n'allons pas
écouter 
de la musique
Ma mère
ne va pas
manger
une pomme

Slide 11 - Diapositive

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van aller
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
acheter
de pantalons
ne
pas

Slide 12 - Question de remorquage

Zet het werkwoord in de futur proche:
Elle [ manger ]
A
Elle aller manger
B
Elle va manger
C
Elle vais manger
D
Elle va mange

Slide 13 - Quiz

Mets au futur proche:
Je cherche mon sac.

Slide 14 - Question ouverte

Mets au futur proche:
Tu portes une robe aujourd'hui?

Slide 15 - Question ouverte

Mets au futur proche:
Elle fait les exercices.

Slide 16 - Question ouverte

On va écouter!
Prends ton livre d'exercices à la page 27 - exercice 31b
31b

Slide 17 - Diapositive

Au travail
Maken:
Bron H opdracht 31c, 31d, 32, 33 page 27-29

Leren:
Vocabulaire F en G page 42-43

Slide 18 - Diapositive