H2 herhalen grammatica

V2 herhalen grammatica
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

V2 herhalen grammatica

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiden op SO
HV2C
GRAMMATICA
ZINSDELEN

Slide 2 - Diapositive

In deze les gaan we:
  • De SO bekijken aan de hand van het antwoordenblad
  • Zinnen bespreken
  • Oefenen in LessonUp
  • Vragen stellen
  • Afronden

Slide 3 - Diapositive

Uitleg:
Keuze:
- naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde
- overig, naar behoefte
1. instapopdracht: 4 vragen over ng/wg

2. 
- 1 of meer fouten? Meedoen met uitleg. 

- Alles goed? Uitleg volgen óf zelf beginnen aan Cursus 5, grammatica par. 1 en 3, online --> trainen



Herhaling grammatica

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Zijn vader reist maandelijks naar het buitenland voor zijn werk.


A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Mijn opa en oma zijn vroeger slager geweest.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Mijn broer geeft les op een basisschool in Rotterdam.



A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

De Sumatraanse tijger is mogelijk binnen tien jaar al een uitgestorven diersoort.



A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)

Slide 9 - Diapositive

Werkwoordelijk
  • Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
  • Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg.

    De bezorger heeft het pakketje gisteravond afgeleverd.
gezegde (wg)

Slide 10 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand of iets doet
Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of wordt. Dat is het verschil.
Let goed op: Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een [naamwoordelijk deel].
De voetbaltrainer is streng. ng = is [streng].

Slide 11 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Je vindt het naamwoordelijk gezegde in vier stappen:
1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen.
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is/wordt.
3. Wat + wg + onderwerp = naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde als volgt:
pv + [nw. deel] + overige werkwoorden.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
1. Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.
ng = is [ideaal]
2. Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.
ng = schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn

Slide 13 - Diapositive

Noteer van onderstaande zin pv, ow, wg OF ng, lv, mv en bwb.

De finalisten van het Junior Songfestival zingen liedjes met een boodschap.

Slide 14 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin pv, ow, wg OF ng, lv, mv en bwb.

Rode rozen zijn altijd een symbool van liefde geweest.

Slide 15 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin pv, ow, wg OF ng, lv, mv en bwb.

Waar zal dit jaar het NK Schaatsen plaatsvinden?

Slide 16 - Question ouverte