MM 2K - 6.4 Economie in Europa (les 1)

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom

Mens en Maatschappij

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

Start

Leerdoel

• Je leert over de economie van Europa.
  

Herhaling

• Maak de herhalingsquiz

Welk begrip hoort er niet bij?

1. kapitalisme
2. planeconomie
3. communisme
4. Oostblok

Noem een overeenkomst tussen de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn.

Noem twee verschillen tussen de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn.

Wat is geen gebiedskenmerk?

1. reliëf
2. hoogteligging
3. klimaat
4. taal

Noem twee bevolkingskenmerken.

Wat heeft een hogere bevolkingsdichtheid?

1. dorp
2. stad

Maak de juiste combinaties

Europese parlement

Europese commissie

plannen uitvoeren

plannen controleren

Zet in de goede volgorde (van oud naar jong)

1.

2.

3.

4.

Benelux

EGKS

EEG

EU

Na de val van de Berlijnse Muur (1989)...

1. ...ontstond de Bondsrepubliek Duitsland (BDR)
2. ...ontstond de Duitse Democratische Republiek (DDR)
3. ....gingen de BDR en de DDR uit elkaar.
4. ...gingen de BDR en de DDR samen verder als één land.

In de Vogezen (Frankrijk) ligt de Grand Ballon met een hoogte van 1424 meter.

1. Dit is laagland.
2. Dit is heuvelland.
3. Dit is middelgebergte.
4. Dit is hooggebergte.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg

• De vrijemarkteconomie wordt bepaald door vraag (ik wil een product of dienst hebben) en aanbod (ik kan een product of dienst leveren).
• Het gebied waar producten verkocht kunnen worden, heet het afzetgebied. Spaanse sinaasappels > Nederlandse supermarkten. Nederland = afzetgebied.
• Handel = koop en verkoop van producten.
• Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen als zij willen.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie en planeconomie is.

Uitleg

• Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen al zij willen > vraag en aanbod wordt bepaald door markt (kapitalisme).
• Planeconomie = de overheid bepaalt hoeveel geproduceerd wordt > aanbod wordt bepaald door overheid (communisme).
• Tegenwoordig horen veel landen uit het voormalige Oostblok bij de EU > vrij werken en handelen.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg

• Veiling = verkoop per opbod (koper is de hoogste bieder).
• Internationale markt = handel tussen verschillende landen.
• Interne markt = handel binnen de EU.
• Voordeel > producten worden geproduceerd waar de kosten het laagst zijn. Bijvoorbeeld: sinaasappels in Spanje, want daar is het zonnig.
• Voordeel en nadeel > concurrentie tussen bedrijven is toegenomen.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg

• Invoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die vanuit het buitenland worden ingevoerd (import). Geïmporteerd naar Nederland: auto's, fruit, graan, kleding.
  

• Uitvoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die naar het buitenland worden uitgevoerd (export). Geëxporteerd vanuit Nederland: machines, aardgas, snijbloemen, groente, vlees, kaas.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Controle

• Wat betekent het dat de uitvoerwaarde van Nederland hoger is dan de invoerwaarde

Kijk mee... 

• Bloemenveiling

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

6.4 Economie in Europa

Leerdoel

• Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  
• Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Opdracht

• Maak onderdeel 1-14.

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

Afsluiting

Leerdoel

• Je leert over de economie van Europa.