Leçon 09: voorzetsels landen

Bonjour & bienvenue
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour & bienvenue

Slide 1 - Diapositive

Programme 
pour la leçon 9
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Supplément, p. 16 + 17: Corriger les exercices H + I 
- Quizlet live 1-5: landennamen
- Grammaire : Les pays et les prépositions (de voorzetsels voor landennamen)
- Supplément, p.18 + 19 + 20 : exercices J, K et L





mardi 15 mars

Slide 2 - Diapositive

Corriger ensemble/ Samen nakijken
EXERCICES H + I
Kijk bij je buurman/-vrouw of jullie dezelfde antwoorden hebben. Bespreek de eventuele verschillen en probeer erachter te komen wie waarschijnlijk gelijk heeft. (Bij twijfel: levez la main!)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

QUIZLET LIVE 1-5

Slide 6 - Diapositive

Les noms des pays en français

Slide 7 - Diapositive

Wat valt je op?
La France - Le Portugal - Les Pays-Bas

Slide 8 - Question ouverte

Welk lidwoord gebruik je?
Landennamen die eindigen op een -e = vrouwelijk
Landennamen die eindigen op een andere letter dan -e = mannelijk
Landennamen die meervoud zijn
Landennamen die met een klinker beginnen
LA 
LE
LES
L'
La France, la Belgique etc.
Le Portugal, le Royaume-Uni etc.
Les Pays-Bas, les États-Unis etc.
L'Espagne, l'Allemagne etc.

Slide 9 - Diapositive

Supplément, p.18, exercice J
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 10 - Diapositive

Corrigé p.18 exercice J

Slide 11 - Diapositive

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 12 - Diapositive

Voorzetsels bij steden/landen & Vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 13 - Diapositive

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Rotterdam

Slide 14 - Diapositive

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 15 - Diapositive

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 16 - Diapositive

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 17 - Diapositive

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 18 - Diapositive

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 19 - Diapositive

Voor in en naar bij aardrijkskundige namen gebruik je: en/au/aux/à
 Landennamen die met een klinker beginnen of die vrouwelijk zijn 
(l'/la)
mannelijk landenammen
(le)
namen in het meervoud
(les)
Steden of dorpjes
EN
AU
AUX
À
en France, en Italie 
etc.
au Portugal, 
au Royaume-Uni etc.
aux Pays-Bas, aux États-Unis etc.
à Paris, 
à Rotterdam etc

Slide 20 - Diapositive

Stappenplan landen/steden
Stap 1: Is het een stad?
Ja: "à"                                                                     Nee: ga verder
Stap 2: Eindigt het op een -e?
Ja: "en" (vrouwelijk enkelvoud)                  Nee: ga verder
Stap 3: Eindigt het op een -s?
Ja: "aux" (meervoud)                                      Nee: ga verder
Stap 4: Is het een land en eindigt het niet op een -s of een -e?
Dan "au" (mannelijk enkelvoud)

Slide 21 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
Mes parents vont _________ France
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Rotterdam, c'est __________ Pays-Bas
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 23 - Quiz

Vul in:
Ronald Koeman a une maison ______ Portugal
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 24 - Quiz

Vul in:
Il fait très froid __________ Suède
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 25 - Quiz

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 26 - Quiz

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 27 - Quiz

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 28 - Quiz

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 29 - Quiz

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 30 - Question de remorquage

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 31 - Diapositive

Les devoirs mercredi 16 mars 
- Faire/ Maken: 
• Supplément, p. 19-20 : exercices K + L
- Apprendre/ Leren:
• Quizlet: voca 1-6 

Slide 32 - Diapositive

Exercices supplémentaires voorzetsels landennamen

Extra opdrachten om te oefenen: 

Slide 33 - Diapositive