3 kader - grammar theme 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

grammar theme 3

Present Perfect + Past Simple

Past Simple:

- Als iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen.

Onregelmatige werkwoorden: tweede rijtje lijst

Regelmatige werkwoorden: werkwoord + ed

Walk - I walked home.                            Drink - I drank fanta.

Present Perfect + Past Simple

Present Perfect:

- Als iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is

- Als iets in het verleden gebeurd is en je nu het resultaat merkt

- Praten over ervaringen

Onregelmatige werkwoorden: have / has + derde rijtje lijst

Regelmatige werkwoorden: have / has + werkwoord + ed

call- I have called home.                            eat - I have eaten to much.

Present Perfect + Past Simple

3 vragen:

1. Is het op dit moment nog aan de gang?

Ja: present perfect             nee: vraag 2

2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?

Ja: present perfect              nee: vraag 3

3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?

Ja: present perfect               nee: past simple

Oefening grammar 6

Schrijf de juiste grammatica vorm op. 

Kies uit de present perfect of de past simple.

Je hoeft alleen het antwoord op te schrijven NIET de hele zin

5 open

You __ my question yet.
(answer - not)

She __ the piano for over ten years now.
(play)

When I passed by, a little girl __ through the fence. (peek)

She __ to buy that car.
(want - always)

I am not sure if I __ the door; let me check. (lock)

Both, each, all, every, none

Oefening grammar 7

Kies welke vorm in de zin hoort: 

both / each / all / every / none

Je hoeft alleen het antwoord op te schrijven NIET de hele zin

7x meerkeuze

Has she read __ the chapters of the book?

1. any
2. all
3. every
4. none

You tell us something new __ time you visit us.

1. every
2. both
3. none
4. all

The children told me __ of them had any candy.

1. every
2. both
3. none
4. all

She could hear __ of the information, the music was too loud.

1. every
2. both
3. none
4. each

__ day is a new start.

1. every
2. both
3. none
4. all

At school, __ of my two new bracelets broke.

1. every
2. both
3. no
4. all

__ of this belongs to the King.

1. every
2. both
3. each
4. all

Well done!

Ga leren voor de toets van volgende week!!