Thema 4 Evolutie B2 Bacteriën, virussen en schimmels

Thema 4 

Evolutie



B2
Bacteriën, virussen en schimmels
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 

Evolutie



B2
Bacteriën, virussen en schimmels

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen B2

2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen

2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen

2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Carl Woese
  • Grondlegger in de jaren 70 van de Archaea-groep
  • Indeling van organismen niet op uiterlijkheden, maar op verschil/overeenkomst in DNA

Slide 4 - Diapositive

Archaea
  • veel overeenkomsten met bacteriën
  • extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden (diep in de zee, bij een geothermische bron, zwavelput etc)
  • hoofdzakelijk anaeroob
  • primitief
Thermoplasma volcanium
Thermoplasma acidophilum
Ferroplasma
acidiphilum

Slide 5 - Diapositive

Bacteriën
  • celonderdelen: zie BINAS 79A
  • veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
  • ongeslachtelijke voortplanting
  • zeer klein
  • circulair DNA in
  • geen membraangebonden organellen (Golgi, ER, chloroplasten en mitochondriën
  • WEL een celwand

Slide 6 - Diapositive

Voortplanting prokaryoten
  • ongeslachtelijk: mitotische celdelingen
  • wel: DNA replicatie
  • niet: vorming van een spoelfiguur
  • onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten

Voor de snelle rekenaar: 
Hoeveel bacteriën kan je dan hebben na 24 uur?

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel?

Slide 8 - Question ouverte

Plasmiden
  • Snel en handig genetische informatie uitwisselen
  • Extra-chromosomaal
  • Circulair
  • Dubbelstrengs
  • Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
  • ZEER nuttig in de bioindustrie

Slide 9 - Diapositive

Betekenis voor de mens
  • bij maken van voedingsmiddelen (bv. bij yoghurt, kaas en zuurkool)
  • bij afvalwaterzuivering en bestrijding milieuverontreiniging
  • dode resten van organismen opruimen
  • voedselbederf
  • cyanobacteriën kunnen waterbloei veroorzaken, dat dodelijk is voor waterdieren en zwemmers
  • biotechnologie: wasmiddelen, geneesmiddelen en hormonen worden geproduceerd met behulp van genetisch gemodificeerde bacteriën (genetische modificatie)
  • ziektes veroorzaken: o.a. (keel)ontsteking, salmonella, cholera, tuberculose 
  • helpen bij verteren voedsel en aanmaken vitamine 
  • onschadelijke bacteriën op de huid vormen natuurlijke bescherming tegen schadelijke

Slide 10 - Diapositive

Maak opdracht 14 en 15

Slide 11 - Diapositive

Virussen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Grootte bacterie en virus
Voorbeelden

Slide 14 - Diapositive

Viruswerking
  1. Virussen injecteren hun RNA of DNA in een cel
  2. Cellen kunnen het RNA omzetten in DNA 
  3. Het virus DNA kan worden ingebouwd in het DNA van de cel 
  4. Als het virus DNA tot expressie komt worden er viruseiwitten gemaakt
  5. De viruseiwitten maken nieuwe virusdeeltjes die de cel kunnen verlaten

Slide 15 - Diapositive

Verschil 
bacterie en virus
  • Bacterie is een cel en een virus niet (leeft niet)
  • Bacterie kan zichzelf delen en een virus niet
  • Bacterie is veel groter dan een virus

Slide 16 - Diapositive

Bacteriofaag
  • Virus dat bacteriën als gastheer gebruikt
  • Erfelijk materiaal bacteriofaag dringt bacterie binnen
  • Erfelijk materiaal ondergaat replicatie
  • Nieuwe bacteriofagen geproduceerd, bacterie valt uiteen

Slide 17 - Diapositive

Gentherapie

Slide 18 - Diapositive

Griepvirussen (influenza)
  • H1N1 = SPAANSE GRIEP (20-100 milj. doden in 1918 
  • H2N2 = Aziatische griep (3 milj. doden; 1958)
  • H3N2 = Honk Kong griep (4 milj. doden; 1968)
  • H1N1/09/v = Mexicaanse / Varkensgriep (~0,35 milj. doden 2009
  • H7N9 = vogelgriep (2013)
  • H3N2, A/H1N1, B, ... = normale 'griep'. (~0,4 milj. doden/jaar)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Waarom we moeten 
uitkijken met antibiotica




Neem afbeelding 11 ook goed door

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Schimmels

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Diapositive

Schimmels
  • heterotroof
  • geen chlorofyl 
  • afbraak organische stoffen

Soorten:

- gisten (eencellig)
- meercellige schimmels (meestal met schimmeldraden (hyfen)) en sporen (soms bijv. in paddestoelen))

  • Positief: bereiding van voedsel (kaas, sojasaus, bier etc, brooddeeg, penicilli etc.)
  • Negatief: Voedselbedref, zwemmerseczeem etc.

Slide 27 - Diapositive

Mycelium:

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Maak opdracht 16 t/m 25
  • Neem daarna de context 'Poeptransplantatie' door en
maak opdracht 26 t/m 28




Klaar? 
  • Oefen de flitskaarten en maak Test Jezelf


Slide 31 - Diapositive

Lesafsluiter B2

2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen

2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen

2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen


Slide 32 - Diapositive


Rechts zie je de 4 rijken staan. Sleep het juiste rijk naar de bijbehorende cel.
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 33 - Question de remorquage

Prokaryoot, kan autotroof zijn. 
Geen celwand, tussen 10-100µm lang
Wel vacuole en celkern, heterotroof
Met celkern, maakt eigen organische stoffen uit anorganische stoffen
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 34 - Question de remorquage

Slide 35 - Lien

Wat was je score?

Slide 36 - Question ouverte

Fusariumschimmels kunnen bij planten ziekten veroorzaken. Ze dringen via jonge wortels de plant binnen en groeien verder in de houtvaten. Tanja bekijkt door een microscoop een stukje wortel van een plant die ziek is door zo’n schimmel. Ze ziet wortelcellen en schimmelcellen. Heeft een wortelcel een celwand? En heeft een schimmelcel een celwand?
A
Geen van beide cellen heeft een celwand.
B
Alleen een wortelcel heeft een celwand.
C
Alleen een schimmelcel heeft een celwand.
D
Zowel een wortelcel als een schimmelcel heeft een celwand.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Vidéo