LV1 periode 1 week 3

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Week 3

- Je kunt het regelmatig werkwoord       op –AR vervoegen en gebruiken in 

   een zin. 

- Je kunt benoemen welke talen je 

   spreekt. 

- Je kunt over je hobby’s vertellen.

- Je kunt een vraag stellen.

Opdrachten week 3

Maken:

MP H1

TB 8-10 (pag 11-13)

WB 12-15 (pag 12-13)

Leren:

woordenlijst 

tot de 3e asterisk (*) 

Het regelmatig werkwoord

- ar

-er

-ir

Hablar, trabajar, estudiar, buscar

Het regelmatig werkwoord

STAM : -AR

Hablar > hablar > habl

informar > informar  > inform

buscar > buscar > busc

Het regelmatig werkwoord

HABLAR   > HABL-

yo	habl	o
tú	habl	as
él, ella, usted	habl	a
nosotros	habl	amos
vosotros	habl	áis
ellos, ustedes	habl	an

Uitgangen -AR

-o

-as

-a

-amos

-áis

-an

Uitgangen -AR

Ik studeer luchtvaart                     Estudio Aviación

Praat jij Nederlands?                      ¿Hablas holandés?

Spreekt u Chinees?                        ¿Habla chino?

José werkt in een restaurant     José trabaja en un restaurante.

Wij reizen naar Spanje.                 Viajamos a España.

Zoeken jullie de bank?                   ¿Buscáis el banco?

Zij luisteren naar muziek.             Ellos escuchan música.   

MP TB pag 15 tarea 10

Bereid voor de volgende les 8 zinnen voor waarin je jezelf presenteert. Benoem daarbij:

Nombre y apellidos                                Deporte

Ciudad                                                          País/nacionalidad                

Escuela                                                        Empresa    

Idiomas                                                        Motivo para estudiar español

MP TB pag 15 tarea 9a 

Luister naar de fragmenten en kruis aan of de personen praten over werk / school of over vrije tijd

MP WB pag 12 tarea 13

Let bij deze opdracht op: er zijn meerdere mogelijkheden.

Lever jouw zinnen in via Teams

0

Deze video is ter herhaling om je voor te stellen en te vragen hoe het gaat.

Herhaling week 2

Maak de volgende opdrachten in deze LessonUp om te controleren of je de stof van vorige week beheerst

Na de opdrachten vind je nog enkele slides met video's, uitleg en voorbeelden m.b.t. uitspraak en m/v, meervoud en de lidwoorden

página

1. el
2. la
3. los
4. las

tarde

1. el
2. la
3. los
4. las

día

1. el
2. la
3. los
4. las

país

1. el
2. la
3. los
4. las

ciudad

1. el
2. la
3. los
4. las

Koppel lidwoord aan zelfstandig naamw.

el

la

los

las

palabras

imagen

tenis

nombres

Vertaal :
usted

Vertaal :
el apellido

Vertaal :
la ciudad

Vertaal :
Buenas noches

Vertaal :
¿De dónde eres?

Vertaal :
para

Vertaal :
el nombre

Vertaal :
no sé

Juan komt uit Madrid.
Juan ... Madrid

Ik ben student.
Yo ... estudiante.

Josefina is piloot.
Josefina ... piloto

Waar kom je vandaan?
¿ De dónde ... ?

Bent u Hernán González?
¿ ... usted Hernán González?

Wij komen uit Rotterdam.
Nosotros ... Rotterdam

Waar komen jullie vandaan?
¿De dónde ... ?

Jouw moeder is leraar.
Tu madre ... profesora

Jullie ouders komen uit Peru.
Vuestras padres ... Perú.

Extra oefenen met werkwoorden

Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen. 

Kies ser of vink aan "regelmatige werkwoorden" en kies dan alle werkwoorden die als laatste letters -AR hebben

Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om te tegenwoordige tijd te oefenen

ik

jij

hij

zij

u

wij

jullie

zij

u

yo

tú

él

ella

usted

nosotros, nosotras

vosotros, vosotras

ellos, ellas

ustedes

Persoonlijke voornaamwoorden

Ser / ser de

persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, etc) alleen bij nadruk

Yo soy Alba, ella es Lidia. (ík ben Alba, zij is Lidia)

In Latijns-Amerika gebruikt men ustedes i.p.v.  vosotros. 

Ook gebruikt men vaker usted dan tú

Let op:

bij nosotras, vosotras, ellas = groep met alleen vrouwen

Vanaf 1 man wordt de hele groep mannelijk

Ser 

ik	yo	soy
jij	tú	eres
hij / zij / u	él / ella / usted	es
wij	nosotros	somos
jullie	vosotros	sois
zij / u (mv)	ellos / ustedes	son

Ser / ser de

ser         = zijn

ser de   = komen uit

Soy Alba, soy de Valladolid.

Ella es Lidia, es de Madrid.

zinnen ontkennend maken

no = niet

ontkenning (no) direct voor het vervoegde werkwoord

No soy Lidia.

Ella no es Alba.

Let op! No betekent ook "nee"

No, no soy Lidia, soy Alba. (Nee, ik ben niet Lidia, ik ben Alba)

0

Ser = zijn

Ser de = komen uit

Soy Josefina

Soy de Málaga