2a1 grammatica woordsoorten en nieuwsquiz

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom 2a1!

Deze les:

- nieuwsquiz

- grammatica woordsoorten

alle woordsoorten tot nu toe

Nieuwsquiz

Week 20

Bij welke politieke partij wilde de partijvoorzitter aangifte doen tegen de fractievoorzitter?

1. DENK
2. PvdA
3. 50plus
4. SP

In welke badplaats zijn vijf surfers om het leven gekomen?

1. Scheveningen
2. Hoek van Holland
3. Zandvoort
4. Bloemendaal

Wie gaan naar de rechter om de sluiting aan te vechten?

1. Sportscholen
2. Zwembaden
3. Theaters
4. Bioscopen

Seksuele gesprekken via internet tussen volwassenen en kinderen worden strafbaar. Hoe heet dit feit?

1. Sexting
2. Sexchatting
3. Grooming
4. Ontucht

De ambassadeur van welk land vergeleek Angela Merkel met Adolf Hitler?

1. Italië
2. Griekenland
3. Malta
4. Spanje

Hoeveel boetes werden tot nu toe uitgedeeld vanwege de coronamaatregelen?

1. Ongeveer 900
2. Ongeveer 9000
3. Ongeveer 90.000
4. Ongeveer 900.000

Roy van het duo Siegfried en Roy is overleden. Met welke dieren traden zij vaak op?

1. Olifanten
2. Tijgers
3. Apen
4. Roofvogels

Welk land verspreidt volgens minister Ollongren nepnieuws over het Coronavirus?

1. Verenigde Staten
2. China
3. Noord-Korea
4. Rusland

Valéry Giscard d'Estaing (94) is aangeklaagd voor seksuele intimidatie. Wie is hij?

1. Voormalige baas van de VN
2. Voormalige baas van de NAVO
3. Voormalig president van Zwitserland
4. Voormalig president van Frankrijk

Welke voetbalclub wil dat de bekerfinale alsnog gespeeld gaat worden?

1. FC Utrecht
2. FC Twente
3. Feyenoord
4. Ajax

Hoeveel jaar geleden vond het bombardement op Rotterdam plaats (waarmee de Tweede Wereldoorlog in Nederland begon)?

1. 70 jaar geleden
2. 75 jaar geleden
3. 80 jaar geleden
4. 85 jaar geleden

Bij welke winkel moesten klanten naar het ziekenhuis nadat zij hun handen met gootsteenontstopper hadden ontsmet?

1. Hema
2. Albert Heijn
3. IKEA
4. Kruidvat

Benoem het woord 'vanmorgen'.
Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uit komen.

1. zelfstandig naamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. bijwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Benoem het woord 'dat'.
Het spel dat ik gisteren speelde, heet FIFA.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. lidwoord
3. bijwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Benoem het woord 'gebleven'.
Ik was graag op het veld gebleven.

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

Benoem het woord 'gebleven'.
Waarom ben ik toch zo moe gebleven.

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

Benoem het woord 'je'.
Jullie vergissen je in de datum.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. wederkerig voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord

Benoem het woord 'waar'.
Waar ga jij naar de fitness?

1. vragend voornaamwoord
2. bijwoord

Benoem het woord 'of'.
Ik weet niet of ik kan komen.

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Benoem het woord 'wie'.
Wie dit leest, is gek.

1. vragend voornaamwoord
2. bijwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord (m.i.a.)

De opdracht: 

- Oefen de woordsoorten, websites staan in Classroom.

- Maak de diagnostische toets als je voldoende geoefend hebt. Je kunt deze toets maar één keer invullen! Je cijfer hoor je aan het eind van de week van mij. 

Blijf even hangen als je nog iets wil vragen of bespreken.