10.4 Voortplanting met bloemen

10.4 Voortplanting met bloemen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

10.4 Voortplanting met bloemen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 10.4
  • Je kunt uitleggen welke delen van een bloem voor voortplanting zorgen.
  • Je kunt beschrijven hoe de bestuiving bij insectenbloemen en bij windbloemen gaat.
  • Je kunt uitleggen hoe de bevruchting van eicellen door stuifmeelkorrels bij een bloem gaat.
  • Je kunt uitleggen hoe na bevruchting vruchten en zaden ontstaan.
  • Je kunt drie manieren beschrijven waarop planten hun zaden verspreiden.
  • Je kunt de levenscyclus van een plant beschrijven.





Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Voortplantingsorganen Planten
Helmknoppen van meeldraden: 
  • Mannelijk
  • Meiose = Stuifmeelkorrels (haploïd)

In zaadbeginsel van vruchtbeginsel stamper:
  • Vrouwelijk
  • Meiose = Eicellen (haploïd)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Beschrijf hoe en waar de mannelijke voortplantingscellen worden gemaakt bij een plant.

Slide 6 - Question ouverte

Verspreiding stuifmeelkorrels door wind en water (abiotisch) 
of dieren (biotisch)
-> bron 2 en 3
Bestuiving

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Zelfbestuiving of kruisbestuiving?

Slide 9 - Diapositive

Bij welke getallen is zelfbestuiving zichtbaar?
A
1, 4 en 7
B
2, 3 en 8
C
2, 3, 5 en 8
D
2, 3, 5, 6 en 8

Slide 10 - Quiz

Bestuiving door insecten of de wind
insectenbloem: opvallende kleuren en geuren om insecten aan te trekken, nectar zit diep in de bloem

windbloem: bloemetjes zijn klein, groen en geuren niet, meeldraden en stempel steken ver uit de bloem

Slide 11 - Diapositive

Op welke drie manieren worden insecten naar planten gelokt?

Slide 12 - Question ouverte

Bevruchting
Na bestuiving!!!

stuifmeelkorrel + eicel = zaadje (kiem/embryo + voorraad voedsel)

Slide 13 - Diapositive

Na bevruchting
  1. Kroonbladeren verkleuren, verschrompelen en vallen af
  2. Zaadbeginsel wordt zaad (vanuit kiem met twee zaadlobben)
  3. Vruchtbeginsel wordt vrucht

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
10.4
Maak opgave 4,5,6,8,9, 10,12,14,16 en 17 

daarna tweede lesuur: practicum lelie

timer
8:00

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen 10.4 les 2
  • Je kunt uitleggen hoe na bevruchting vruchten en zaden ontstaan.
  • Je kunt drie manieren beschrijven waarop planten hun zaden verspreiden.
  • Je kunt de levenscyclus van een plant beschrijven.

Slide 17 - Diapositive

De stamper bestaat uit:
stempel
stijl
vruchtbeginsel

Slide 18 - Question de remorquage

De meeldraad bestaat uit:
helmdraad
helmknop

Slide 19 - Question de remorquage

Mensen met hooikoorts zijn allergisch voor stuifmeelkorrels.
Van welke planten komen deze stuifmeelkorrels?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
C
zowel wind- als insectenbloemen
D
alleen van gras

Slide 20 - Quiz

Beschrijf hoe en waar de vrouwelijke voortplantingscellen worden gemaakt bij een plant.

Slide 21 - Question ouverte

Zaadverspreiding
3 manieren: 
1. door wind
2. door dieren
3. door de plant zelf

Slide 22 - Diapositive

Maken opdracht 22 blz. 59

Slide 23 - Diapositive

Ontstaan van zaden
1. Stuifmeelkorrels plakken op de stempel
2. Celkern van stuifmeelkorrels gaat door de stuifmeelbuis tot in de eicel
3. Elke bevruchte eicel (zaadbeginsel) groeit uit tot een zaadje, daaromheen groeit het vruchtbeginsel tot vrucht

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Levenscyclus van een plant

Ontkiemen:
Eerst groeien de worteltjes en daarna pas het bovengrondse deel van de plant.

Slide 26 - Diapositive

Verschillende levenscycli
- eenjarige planten: hele levenscyclus in hetzelfde jaar
- tweejarige planten: ontkiemen en groeien in het 1e jaar, bloeien en maken zaden in het 2e jaar
- meerjarige planten: doorlopen de hele cyclus elk jaar opnieuw, maar bovengrondse delen sterven in het najaar af 
Tweejarige planten

Slide 27 - Diapositive

practicum sperzieboon

Let op: bij 4 heb je een bruine boon nodig ipv sperzieboon

Huiswerk:
Zelf bestuderen/doorlezen:  10.4
Maken: 10.4 opgave 19, 23,24,25,26

timer
8:00

Slide 28 - Diapositive