u1kb wg deel 1 bespreken (donderdag 6 okt)

Welkom 1kb
  • Ga vast zitten volgens
    de plattegrond.
  • Pak je boek alvast.
  • Pak je huiswerk alvast voor je,
    zodat ik kan zien of het is gelukt.

Vraag van de dag:
'Waar ben jij vandaag
dankbaar voor?'  
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1kb
  • Ga vast zitten volgens
    de plattegrond.
  • Pak je boek alvast.
  • Pak je huiswerk alvast voor je,
    zodat ik kan zien of het is gelukt.

Vraag van de dag:
'Waar ben jij vandaag
dankbaar voor?'  

Slide 1 - Diapositive

1. Terugkijken op het werkwoordeljijk gezegde.
2. Het huiswerk bespreken
(H5 §6 Opdracht 1 t/m 4). 
3. Verder oefenen met het werkwoordelijk gezegde 
(H5 §6 Opdracht 5 t/m 7).
4. Tijd over voor huiswerk.
5. Kijken naar paragraaf  §9

In deze les gaan we

Slide 2 - Diapositive

1. Je weet aan welke twee zaken je een werkwoord kunt herkennen.
2. Je weet waaruit het werkwoordelijk gezegde bestaat.
3. Je kunt het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.


De lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De bezorger is onderweg naar mijn huis.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?

Mijn kat is drie jaar geleden aangereden door auto.

Slide 5 - Question ouverte

Aan welke twee zaken herken je een werkwoord ook alweer?

Slide 6 - Question ouverte

Werkwoordelijk gezegde (wg)
= alle werkwoorden in de zin.
Dus alle woorden die je kunt doen en die je kunt vervoegen.
'Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin gebeurt.'

Volgende week vrijdag wil ik met jou gaan hardlopen.

Slide 7 - Diapositive

  • Mijn beste vriend werkt bij een fabriek.
  • Mijn beste vriend heeft bij een fabriek gewerkt.
  • Mijn beste vriend zou jaren lang bij een fabriek kunnen hebben gewerkt.
Het werkwoordelijk gezegde kan ook uit één werkwoord bestaan.

Slide 8 - Diapositive

Het huiswerk
(H5 §6 Opdracht 1 t/m 4) Bladzijde 208-209

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Een werkwoord kun je 'uitvoeren' en kun je vervoegen.


Slide 9 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Tijdens de sportdag werden de leerlingen overvallen door een onweersbui.
A
de leerlingen
B
werden
C
overvallen
D
werden overvallen

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
In de herfstvakantie ga ik elke dag in de zon liggen.
A
herfstvakantie
B
ga
C
in de zon
D
ga liggen

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm? Wat is het onderwerp?
En wat is het werkwoordelijk gezegde?
De motorkap van mijn auto is eraf gevlogen.

Slide 12 - Question ouverte

Nog even oefenen
H5 Grammatica Woordsoorten
§6: Werkwoordelijk gezegde
Bladzijde 208-209

Opdracht 5, 6 en 7

huiswerk voor dinsdag
timer
15:00
waar?
wat?
voor wanneer?
voor jezelf

Slide 13 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 16 - Question ouverte

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

  • Aan welke twee zaken je een werkwoord kunt herkennen.
  • Waaruit het werkwoordelijk gezegde bestaat.
  • Hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden.

Slide 17 - Diapositive

1. Je weet aan welke twee zaken je een werkwoord kunt herkennen.
2. Je weet waaruit het werkwoordelijk gezegde bestaat.
3. Je kunt het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.


De lesdoelen

Slide 18 - Diapositive