u1bka Herhaling ow en start wg (woensdag 5 okt)

Welkom 1k
  • Ga rustig zitten volgens
    de  plattegrond.
  • Pak je iPad alvast.

Vraag van de dag:
'Waar kijk je in oktober het meest naar uit?'
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1k
  • Ga rustig zitten volgens
    de  plattegrond.
  • Pak je iPad alvast.

Vraag van de dag:
'Waar kijk je in oktober het meest naar uit?'

Slide 1 - Diapositive

1. Een quiz maken over de persoonsvorm en het onderwerp.
2. Terugkijken op het onderwerp
- even kort herhalen en oefenen. 
3. Beginnen met het werkwoordelijk gezegde en even oefenen.

In deze les gaan we

Slide 2 - Diapositive

Verander de volgende zin van tijd. Wat is de persoonsvorm en wat is het onderwerp?
'Deze week moet de container weer buiten worden gezet.'

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Mijn hond kan sneller rennen dan mijn kat.

Slide 4 - Question ouverte

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 5 - Diapositive

Onderwerp (ow)
= vaak een persoon die iets doet.
Je vindt het onderwerp in twee stappen:
1. Vind de persoonsvorm (pv)
2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp in de zin.

De herfstvakantie begint over anderhalve week.

Slide 6 - Diapositive

Onderwerp (ow)
= vaak een persoon die iets doet.
Je vindt het onderwerp in twee stappen:
1. Vind de persoonsvorm (pv) begint
2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm -> wie (of wat) begint?
de herfstvakantie

De herfstvakantie begint over anderhalve week.

Slide 7 - Diapositive

quizizz.com -> enter code

Slide 8 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde (wg)
= alle werkwoorden in de zin.
Dus alle woorden die je kunt doen en die je kunt vervoegen.
'Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin gebeurt.'

'Volgende week vrijdag wil ik met jou gaan hardlopen.'

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

  • Mijn vader werkt bij een marketingbureau.
  • Mijn vader heeft bij een marketingbureau gewerkt.
  • Mijn vader werkte jarenlang met een gebroken been bij een marketingbureau.
Kan het werkwoordelijk gezegde ook uit één werkwoord bestaan?

Slide 11 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in deze zin?Mijn beppe gaat elke maandag om 22:00 uur wandelen.
A
Mijn beppe
B
gaat
C
gaat wandelen
D
wandelen

Slide 12 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn beppe gaat elke maandag om 22:00 uur wandelen.
A
Mijn beppe
B
gaat
C
gaat wandelen
D
wandelen

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Na een lange werkdag ga ik altijd op de bank liggen.
A
ik
B
ga
C
liggen
D
ga liggen

Slide 14 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Na een lange werkdag ga ik altijd op de bank liggen.
A
ik
B
ga
C
liggen
D
ga liggen

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb mijn rijbewijs pas na vier pogingen gehaald.

Slide 16 - Question ouverte

Even oefenen
H5 Grammatica Woordsoorten
§6: Werkwoordelijk gezegde
Bladzijde 208-209

Opdracht 1 t/m 4

huiswerk voor woensdag!
timer
5:00
waar?
wat?
voor wanneer?

Slide 17 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 20 - Question ouverte

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

- Wat het werkwoordelijk gezegde (wg) is.
- Uit hoe veel werkwoorden een werkwoordelijk gezegde kan bestaan.

Slide 21 - Diapositive