classificatie GHZ

• verpleegkunde ghz
• MBO
• Studiejaar 1

Zorgvragers in de gehandicaptenzorg kunnen verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps hebben...

Welke stellingen zijn juist?

1. Als een zorgvrager hulp nodig heeft bij het eten, heeft hij een beperking op het gebied van verzorging.
2. Bij een beperking heeft iemand moeilijkheden met gedrag of het uitvoeren van activiteiten.
3. Een beperking kan het gevolg zijn van een handicap.
4. Een zorgvrager kan een beperking compenseren door hulpmiddelen te gebruiken.

Anna is sinds haar geboorte doof. Sinds vijf jaar is ze postbezorger.
Ervaart zij een handicap bij het uitvoeren van haar beroep?

1. Ja
2. Nee

Henk is motoragent. Door een ongeluk tijdens het paardrijden heeft hij een dwarslaesie.
Ervaar Henk een handicap bij het uitvoeren van zijn beroep?

1. Ja
2. Nee

Piet is elektricien. Sinds een paar maanden raakt hij steeds meer het gevoel in zijn handen kwijt. Ervaart Piet een handicap bij het uitvoeren van zijn beroep?

1. Ja
2. Nee

Bij mensen met een ??? verstandelijke beperking ontwikkelt de taal zich op een eenvoudig niveau.

1. Ernstige
2. licht
3. Zeer ernstig
4. matig

Een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking valt vaak pas op als de ontwikkeling van schoolse vaardigheden achterblijft

1. Matige
2. ernstige
3. diepe (zeer ernstige)
4. lichte

De meeste mensen met een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking kunnen niet praten. Het contact met de omgeving is beperkt en bestaat uit een zeer klein repertoire van reacties.

1. Lichte
2. Matige
3. ernstige
4. diepe (zeer ernstige)

Niet alle stoornissen en beperkingen zijn zichtbaar.

Noem een voordeel en een nadeel van een onzichtbare beperking.