test voor erfelijkheid en evolutie

test voor erfelijkheid en evolutie
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

test voor erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Diapositive

Is een litteken
een erfelijke eigenschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Uiterlijke kenmerken noem je:
A
fenotype
B
genotype
C
fenotype en genotype
D
erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Quiz

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Eigenschappen, die voortdurend veranderen
B
Je persoonlijke eigenschappen
C
Eigenschappen, die je van je ouders erft
D
Alle eigenschappen in je DNA

Slide 4 - Quiz

Is de erfelijke relatie tussen twee gestekte aardappelplanten vergelijkbaar met de relatie tussen broer en zus of tussen moeder en dochter?
A
De erfelijke relatie is vergelijkbaar met de relatie tussen broer en zus
B
De erfelijke relatie is vergelijkbaar met de relatie tussen moeder en dochter
C
De erfelijke relatie is niet vergelijkbaar met de relatie tussen broer en zus en ook niet met de relatie tussen moeder en dochter

Slide 5 - Quiz

Hoeveel chromosomen zitten er in een geslachtscel?
A
46 paar
B
23
C
23 paar
D
46

Slide 6 - Quiz

Hoe krijg je variatie in genotype?
A
Celdeling
B
Evolutie
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Natuurlijke selectie

Slide 7 - Quiz

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 8 - Quiz

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA  met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen

Slide 9 - Question de remorquage

1. Teken zijn meer verwant aan schorpioenen dan aan spinnen.
2. Hooiwagens zijn eerder ontstaan dan teken
A
Geen van beide conclusies is juist.
B
Alleen conclusie 1 is juist.
C
Alleen conclusie 2 is juist.
D
Beide conclusies zijn juist.

Slide 10 - Quiz

1. Beerdiertjes zijn meer verwant aan de peniswormen dan aan de gifkakendragers.
2. Beerdiertjes zijn later ontstaan dan rondwormen
A
Geen van beide conclusies is juist.
B
Alleen conclusie 1 is juist.
C
Alleen conclusie 2 is juist.
D
Beide conclusies zijn juist.

Slide 11 - Quiz


A
In het Carboon
B
In het Devoon
C
In het Neozoïcum

Slide 12 - Quiz

Hebben een cel uit de huid en een cel uit de hersenen hetzelfde genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 13 - Quiz

Een mutatie in een cel van de baarmoeder van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Dit is de karyogram van een ....
A
vrouw
B
man

Slide 15 - Quiz