Havo 4 grammaire B chapitre 4 GL

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Grammaire B chapitre 4

comprendre

venir

apprendre

devenir

croire

komen

leren

worden

geloven

begrijpen

Vertaal: wij leren

(dus dit is de présent)

1. nous apprendons
2. nous apprenons
3. nous apprendrons
4. nous apprendions

Vertaal: zij zouden leren

(dit is de conditionnel: zouden)

1. ils apprendraient
2. ils apprennent
3. ils apprendront
4. ils apprenaient

Vertaal: jij gelooft

1. tu crois
2. tu croix
3. tu croit
4. tu croirai

Vertaal: zij zal geloven

(dit is de futur: zullen)

1. elle croit
2. elle croyait
3. elle croirais
4. elle croira

Vertaal: jullie worden

1. vous deveniez
2. vous deviendrez
3. vous devenez
4. vous deviendriez

Vertaal: zij zijn geworden

(passé composé)

1. ils sont devenus
2. elles ont devenues
3. elles sont devenu
4. ils ont devenu

Vertaal: zij leren

Vertaal: ik begreep
(het werkwoord comprendre)

Vertaal: wij komen