Reparatieles Havo 4 Thema 5 Zenuwstelsel

Havo 4 Biologie 
Reparatieles Thema 5 
Zenuwstelsel
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Havo 4 Biologie 
Reparatieles Thema 5 
Zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Lesstof Havo 4


  • Eindexamen stof!!
  • Cumulatief: komt elke toets terug
  • Toetsweek 3: helft leerlingen Havo 4 beheerst meerdere delen niet.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Binas 88B

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Binas 88A

Slide 10 - Diapositive

sensorische zenuwcel
motorische zenuwcel
schakelcel

Slide 11 - Question de remorquage

Binas 88A
Zintuigcel
Effector
Centraal zenuwstelsel
Bewegings zenuwcel
Gevoels zenuwcel

Slide 12 - Question de remorquage

Dendriet
Cellichaam
Kern
Axon
Myelineschede
Synaps

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
D
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 17 - Quiz


Ernstige val 
Een marathonschaatser kwam zeer ernstig ten val op de ijsbaan. Hij raakte daarbij erg hard de boarding om de baan. Het gevolg was een dwarslaesie: onder in de rug ter hoogte van de heiligbeenwervels was het ruggenmerg gebroken. 
Welke gevolgen heeft deze dwarslaesie voor het gevoel in de benen van de schaatser? En welke gevolgen heeft deze dwarslaesie voor het bewegen van de benen van de schaatser?

D

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

D
Orthosympatisch zenuwstelsel 
(actie)
Parasympatisch zenuwstelsel
(rust)
pupillen vernauwen
pupillen verwijden
verhoogt hartslag
verlaagt hartslag 
verhoogt ademhaling
verlaagt ademhaling
stimuleert spijsvertering
remt spijsvertering

Slide 21 - Question de remorquage

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Voor een bepaalde zenuwcel duren zowel de actiefase als de herstelfase 2 ms (milliseconde).
Hoe groot is de maximale impulsfrequentie in deze zenuwcel per seconde? Geef alleen het getal.

Slide 29 - Question ouverte

  • 2 ms + 2 ms = 4 ms
  • 1 seconde = 1000 ms
  • 1000 / 4 = 250

Dus maximaal 250 impulsen per seconde

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Wat is nummer 4?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 32 - Quiz

Wat is nummer 2?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 33 - Quiz

Wat is nummer 5?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 34 - Quiz

Adrenaline komt van nature in ons lichaam voor als hormoon en als neurotransmitter.
In de afbeelding is schematisch een neuron weergegeven.
Waar wordt adrenaline als transmitterstof door dit neuron afgegeven?
A
plaats P
B
plaats Q
C
plaats R
D
plaats S

Slide 35 - Quiz

De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant.
Waar hangt deze hoeveelheid vanaf?
A
De sterkte van aankomende impulsen
B
De frequentie waarmee impulsen aankomen
C
De herkomst van aankomende impulsen

Slide 36 - Quiz


Leden van een Japanse sekte verspreidden een aantal jaren geleden het zenuwgas Sarin in de metro van Tokio. Een aantal mensen vond de dood. In de synaptische spleet worden zorgen neurotransmitters voor de impulsoverdracht van de ene naar de andere zenuwcel. Sarin is een zenuwgas, behorende tot de organofosfaten. Deze stoffen remmen de werking van een belangrijk enzym in de synaptische spleet, dat een neurotransmitter als acetylcholine in de normale situatie afbreekt.  
Zorgt Sarin voor remming van de impulsoverdracht tussen 2 zenuwcellen? Leg je antwoord uit.
D

Slide 37 - Question ouverte


Een spier beweegt doordat er neurotransmitter vrijkomt tussen P en Q.  In welke cel wordt de neurotransmitter gemaakt?
D
A
Alleen in cel P
B
Alleen in cel Q
C
In zowel cel P als Q
D
In geen van beide cellen

Slide 38 - Quiz