3V: Bron D (h)
1 / 21
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vergelijkingen (1):
Noteer hier een (+) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Noteer hier een (+) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Slide 3 - Question ouverte
Vergelijkingen (2):
Noteer hier een (=) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Noteer hier een (=) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Slide 4 - Question ouverte
Vergelijkingen (3):
Noteer hier een (-) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Noteer hier een (-) vergelijking die je hebt
gemaakt tussen jouzelf en een familielid.
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Maak zinnen met vergelijkingen. Gebruik plus/ aussi / moins.... que
zet het BNW in de juiste vorm.
1. Michelle est (gentil , -) ....... Félix.
zet het BNW in de juiste vorm.
1. Michelle est (gentil , -) ....... Félix.
Slide 17 - Question ouverte
Maak zinnen met vergelijkingen. Gebruik plus/ aussi / moins.... que
zet het BNW in de juiste vorm.
2. Fleur est ( jeune , +) ……. Solène.
zet het BNW in de juiste vorm.
2. Fleur est ( jeune , +) ……. Solène.
Slide 18 - Question ouverte
Maak zinnen met vergelijkingen. Gebruik plus/ aussi / moins.... que
zet het BNW in de juiste vorm.
1. Michel et Félix sont (sportief , =) ....... Léo.
zet het BNW in de juiste vorm.
1. Michel et Félix sont (sportief , =) ....... Léo.
Slide 19 - Question ouverte
Maak zinnen met vergelijkingen. Gebruik plus/ aussi / moins.... que
zet het BNW in de juiste vorm.
2. Félix est (goed , +) ……. Alexandre.
zet het BNW in de juiste vorm.
2. Félix est (goed , +) ……. Alexandre.
