Examen Nederlands vmbo-tl 2022

Examen Nederlands VMBO-tl 2023
Wanneer: maandag 23 mei 2022
Tijd: 13.30 – 15:30 uur (extra tijd tot 16:00 uur)


In deze LessonUp worden alle belangrijke zaken voor het eindexamen Nederlands nog eens uitgelegd. Ook vind je hier hoe je extra kunt oefenen voor het examen. 

Veel succes!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Examen Nederlands VMBO-tl 2023
Wanneer: maandag 23 mei 2022
Tijd: 13.30 – 15:30 uur (extra tijd tot 16:00 uur)


In deze LessonUp worden alle belangrijke zaken voor het eindexamen Nederlands nog eens uitgelegd. Ook vind je hier hoe je extra kunt oefenen voor het examen. 

Veel succes!

Slide 1 - Diapositive

Inhoud van het examen
- Verschillende leesteksten (langere leesteksten en een advertentie)
- Vragen die van samenvattend aard zijn


- Een schrijfopdracht:
• Artikel 
• Formele/zakelijke brief (sollicitatiebrief, klachtenbrief) 
• Zakelijke e-mail

Slide 2 - Diapositive

Wat moet je meenemen?
Wat moet je meenemen?
- Pen (eventueel reservepen)
- Markeerstift
- Woordenboek
- Flesje water
- Evt. Dextro of snoepje


Slide 3 - Diapositive

Vragen maken op het examen
Op de volgende pagina vind je een algemeen filmpje over het beantwoorden van vragen op je examen. Op de pagina's daarna wordt specifiek ingegaan op bepaalde onderdelen van de lees- en schrijfopdrachten.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Het beantwoorden van vragen bij teksten
Bekijk het filmpje op de volgende pagina

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Het beantwoorden van vragen bij de tekst: advertentie
Bekijk het filmpje op de volgende pagina

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Schrijfdoelen
Schrijfdoel
Voorbeelden van tekstvormen
informeren
nieuwsbericht, informatief artikel, brochure, etc.
instructie geven
recept, gebruiksaanwijzing, etc.
mening geven/overtuigen
betoog, column, meningvormend artikel, ingezonden brief, recensie, etc.
tot handelen aanzetten/
overhalen
reclametekst, advertentie, folder, etc.
amuseren
stripverhaal, leesboek, roman, etc.

Slide 10 - Diapositive

Functies van een inleiding
Een inleiding kan verschillende functies hebben. Als de inleiding uit meerdere alinea's bestaat hebben die alinea's vaak ieder een eigen functie.

- Het onderwerp aankondigen
- De aandacht trekken met een opvallende uitspraak of anekdote
- De centrale vraag of het centrale probleem aankondigen
- Kort samenvatten waar de tekst over gaat
- De aanleiding noemen voor het schrijven van de tekst
- Een stelling geven/de mening van de schrijver geven

Slide 11 - Diapositive

Functies van een slot
Een slot kan verschillende functies hebben. 

- Een conclusie geven
- Een samenvatting geven
- Een advies geven
- Een waarschuwing geven
- Een oproep doen

Slide 12 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 13 - Diapositive

Hoe maak ik vragen die samenvattend van aard zijn?
Je moet nu in verschillende tekstsoorten hoofdzaken herkennen, onderscheiden en ordenen.

Herkennen = je moet een tekst lezen en daarna moet je uit verschillende antwoorden kiezen wat de samenvatting, de kern of de hoofdgedachte van die tekst is.
Onderscheiden = je moet verschillende tekststukjes met een samenvattende inhoud met elkaar vergelijken. Vervolgens kies je de juiste stukken.
Ordenen = je moet verschillende hoofdzaken in de juiste volgorde zetten.

Hoe wordt de samenvattingstaak getoetst?
- Meerkeuzevragen
- Volgordevragen
- Invulvragen
- Korte open vragen


Slide 14 - Diapositive

Hoe beantwoord ik meerkeuzevragen?
Let bij het beantwoorden van meerkeuzevragen altijd op de onderstaande punten:

- Als de vraag gaat over een specifieke alinea lees die dan nog een keer goed door;
- Streep weg welke antwoorden het absoluut niet kunnen zijn, dan maak je de keuze wat kleiner voor jezelf;
- Bedenk ook zelf een antwoord op de vraag en kijk daarna welke antwoordmogelijkheid daar het meest op lijkt.

Slide 15 - Diapositive

Hoe beantwoord ik open vragen?
Herhaal altijd een deel van de vraag in je antwoord, dus:

Vraag: 'In alinea 4 wordt gezegd dat in een aantal delen van de hersenen neuronen afsterven. 
            - Wat is volgens de tekst het voordeel van het afsterven van deze neuronen?'

Antwoord: 'Het voordeel is dat overgebleven zenuwcellen sterker uit de strijd komen.'

Slide 16 - Diapositive

Hoe beantwoord ik open vragen?
Soms wordt gevraagd of je een aantal onderdelen wil opsommen, zet je antwoord dan netjes in een lijstje.

Vraag: 'De populair Japanse opruimgoerie Marie Kondo en haar aanhangers zijn voorstander van opruimen. (alinea 2)
- Welke drie gevolgen heeft opruimen volgens haar aanhangers?'

Antwoord:    Gevolg 1: je komt van je spullen af
                      Gevolg 2: je verwerkt je verleden
                      Gevolg 3: je leven verandert voor altijd

Slide 17 - Diapositive

Let op spelfouten in je antwoorden. Dit zijn de meest voorkomende:

Slide 18 - Diapositive

Schrijfopdracht op het examen
Bekijk op de volgende pagina's de filmpjes over het maken van de schrijfopdracht op het examen. Eerst zie je een filmpje over het artikel en de zakelijke e-mail. 
Daarna volgt een filmpje over de zakelijke brief.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Artikel
Een artikel is een tekst voor een tijdschrift, een krant of een website. Je richt je niet tot één persoon, maar tot een groot publiek. Bijvoorbeeld tot de lezers van de schoolkrant of een jongerentijdschrift. Omdat je schrijft voor een blad of krant, weet je voor welk publiek je schrijft en kun je je je taalgebruik daarop afstemmen. Het schrijfdoel van een artikel kan zijn: informeren, overtuigen of tot handelen aanzetten.





Een artikel heeft een aantal kenmerken:
• Een (pakkende) niet te lange titel.
• Een logische indeling: inleiding, kern, slot
• Een alinea-indeling
• Witregels tussen de alinea’s
• Onder je artikel: naam en eventuele functie (en het aantal woorden, inclusief de titel)

Slide 21 - Diapositive

Artikel
Hoe begin je?

1. Lees de opdracht goed door.
2. Schrijf per punt op wat je daarover wil vertellen: wat moet je uit de tekst/opdracht halen en wat moet je zelf verzinnen? Markeer eventueel wat je uit de opdracht en de tekst kunt halen.



Slide 22 - Diapositive

Artikel
3. Maak voor jezelf een kort schrijfplan:
      a. Voor wie schrijf je de tekst? Belangrijk voor je woordkeuze en opbouw.
      b. Wat voor inleiding ga je schrijven? (een betogend artikel heeft in de inleiding in elk geval een mening of stelling)
      c. Volgorde van alle punten bepalen: wat zet je in welke alinea?
      d. Wat voor slot ga je maken?
      e. Bedenk een passende, pakkende titel. Nooit dezelfde titel als in de opdracht wordt gebruikt.
      f. Geef duidelijk aan waar een nieuwe alinea begint (witregel)
      g. Vink steeds de punten die je hebt verwerkt af.
      h. Lees alinea’s steeds na op “gekke” zinnen en spelfouten, verbeter eventueel.
      i. Klopt je slot met je inleiding? (bijv.: in je inleiding stel je een vraag, dan moet je in je slot het antwoord geven/samenvatten)

5. Zet je naam/ klas onder je artikel. (verplicht onderdeel)
6. Tel het aantal woorden en schrijf het onder je artikel.

!!! Voorbeeld van een artikel: blz 127, blz. 148 en blz. 171 van je examenbundel!


Slide 23 - Diapositive

Zakelijke e-mail
Een zakelijke e-mail is een zakelijke brief die je per e-mail verstuurt. Het beste kun je je houden aan de regels van een brief. Dat betekent ook dat je schrijft met zo min mogelijk fouten. In een zakelijke e-mail staan de volgende onderdelen:

• E-mailadres van de geadresseerde
• Onderwerp van de e-mail
• Aanhef (bijvoorbeeld: Geachte mevrouw, of Geachte meneer (of heer) De Jong,)
• Regel wit tussen aanhef en rest van de tekst
• Alinea’s
• Regel wit tussen tekst en afsluiting
• Afsluiting (bijvoorbeeld: Met vriendelijke groeten,)
• Naam en/of ondertekening

!!! Voorbeeld zakelijke e-mail: blz. 191 van je examenbundel (2021)



Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Voorbeeldbrief

Slide 26 - Diapositive

Checklist spelling
Je kunt werkwoorden goed schrijven
persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd, voltooid deelwoorden, onvoltooid deelwoorden en hele werkwoorden.
Je kent algemene spellingsregels goed
Meervouden van zelfstandig naamwoorden
Verkleinwoorden van zelfstandig naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
Samengestelde woorden met of zonder tussen -n
Je kunt leestekens gebruiken
Hoofdletters, punten en komma's
Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens
Je kunt zinnen goed formuleren
Maak niet te lange zinnen
Gebruik juiste verwijswoorden
Persoonsvorm en onderwerp staan allebei in enkelvoud of allebei in meervoud
Breek een woord niet zomaar af als je ruimte tekort hebt op een schrijfregel: begin het woord het liefst op een nieuwe regel.

Slide 27 - Diapositive

Handige websites en oefeningen:

 - www.eindexamensite.nl
 - www.examenblad.nl
 - www.examenbundel.nl
 - YouTube: Filmpjes “meneer Helmich”
 - http://www.gewoongoednederlands.nl/test_jezelf/25_veelgemaakte_fouten
 - Oefen oude examens uit je examenbundel, kijk ze na, leer van je fouten.


Slide 28 - Diapositive