Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Van heel werkwoord naar ik-vorm
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
En nu oefenen!
Slide 3 - Diapositive
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
babbelen
A
babb-bab
B
babbel - babbel
C
babbelen-babbele
D
bab-babbe
Slide 4 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
bewegen
A
bewege-beweg
B
beweg-beweg
C
beweg-beweeg
D
bewege - beweeg
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
fronzen
A
frons-frons
B
fronz-fronz
C
fronz-frons
D
frons-fronz
Slide 6 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
blozen
A
bloos-bloos
B
bloz-bloos
C
bloz-bloz
D
bloz-blos
Slide 7 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
beoordelen
A
beoordeel-beoordeel
B
beoordel-beoordeel
C
beoordele - beoordel
D
beoordele - beoordeel
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
bekennen
A
beken - beken
B
bekenn - bekenn
C
bekenn - beken
D
beken - bekenn
Slide 9 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
geloven
A
gelov - geloof
B
gelof - geloof
C
gelov - geloov
D
geloov - geloof
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
wenken
A
wenke - wenk
B
wenk - wenken
C
wenk - wenk
D
wenken - wenk
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
stoven
A
stoof - stoof
B
stove - stoof
C
stov - stof
D
stov - stoof
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
begeleiden
A
begeleide - begeleid
B
begeleid - begeleid
C
begeleiden - begeleide
D
begeleide - begeleiden
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
beven
A
bev - beef
B
beven - beef
C
bev - beev
D
bef - beef
Slide 14 - Quiz
Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:
kopiëren
A
kopie - kopieer
B
kopiër - kopiër
C
kopiër - kopieer
D
kopieer - kopieer
Slide 15 - Quiz
De
persoonsvorm
tegenwoordige tijd
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
En nu oefenen!
Slide 18 - Diapositive
Kies de juiste pvtt:
Morgen [bereiden] je een heerlijke maaltijd voor ons.
A
bereid
B
bereidt
C
bereidd
D
bereit
Slide 19 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Morgen [bereiden] je vader een heerlijke maaltijd voor ons.
A
bereid
B
bereidt
C
bereidd
D
bereit
Slide 20 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
De oude man [willen] oversteken bij het zebrapad.
A
will
B
wilt
C
wil
D
willen
Slide 21 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Zijn zoon (begeleiden) hem daarbij.
A
begeleid
B
begelei
C
begeleit
D
begeleidt
Slide 22 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
[beantwoorden] u mijn brief nog wel?
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort
Slide 23 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Ik [hopen] namelijk op een snelle reactie.
A
hopen
B
hop
C
hoop
D
hoopt
Slide 24 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
De directeur [schrijven] vast die brief niet zelf.
A
schrijvt
B
schrijven
C
schrijf
D
schrijft
Slide 25 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Hij [bevinden] zich in de buurt van de stad.
A
bevind
B
bevindt
C
bevint
D
bevindent
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Hij [zwerven] een beetje rond in het park.
A
zwerv
B
zwervt
C
zwerft
D
zwerf
Slide 27 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
[Vinden] je de toets makkelijk?
A
vindt
B
vint
C
vind
D
vinde
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
De meeste leerlingen [hebben] de toets goed gemaakt.
A
hebben
B
heb
C
hebbe
D
hebbe
Slide 29 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Als het goed is, [beoordelen] de docent de toetsen vandaag.
A
beoordeeld
B
beoordeel
C
beoordeelt
D
beoordeeldt
Slide 30 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Sinds lange tijd [bewaren] hij een groot geheim.
A
bewaardt
B
bewaar
C
bewaard
D
bewaart
Slide 31 - Quiz
Kies de juiste pvtt:
Een leugentje voor eigen bestwil [zijn] wat anders dan een groot geheim.
A
ben
B
zijn
C
is
D
wees
Slide 32 - Quiz
De gebiedende wijs
Je weet nu hoe je de stam vindt van een werkwoord en hoe je de ik-vorm van de tegenwoordige tijd maakt. Dat is handig voor de gebiedende wijs. Kijk het instructiefilmpje maar eens.