2A - C# Basis

C# Basis
Programming C# - I


1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Applicatie- en mediaontwikkelaarMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

C# Basis
Programming C# - I


Slide 1 - Diapositive

Bij welke optie staat de methode goed geschreven?
A
WriteLine()
B
writeLine()
C
Writeline()
D
writeline()

Slide 2 - Quiz

Waar worden accolades { } of "scope" voor gebruikt?
A
Om het einde van een code aan te geven.
B
Om aan te geven wat een class of methode is.
C
Om te bepalen welke code bij een class of methode hoort.
D
Om je code beter leesbaar te maken.

Slide 3 - Quiz

Termen
Class - Blauwdruk
Object - Instantie van een class
Datatype - Welke vorm heeft een stukje data (tekst / getal / boolean)
Variabele - Stukje opslag voor een specifiek datatype
Property - Eigenschap van een object
Methode - Functionaliteit die kan worden uitgevoerd door een object

Slide 4 - Diapositive

Herhaling Code lezen

Slide 5 - Diapositive

Variabelen - deel 2
  • Een variabele is een stukje geheugen waar je iets in op kunt slaan.
  • Dit stukje geheugen of de waarde die je hierin hebt opgeslagen kun je later in je applicatie gebruiken.
  • Een variabele heeft een bepaald datatype. 

Slide 6 - Diapositive

variabelen
Value type variabele
Variabelen waarin een waarde rechtstreeks wordt opgeslagen.

Reference type variable
Variabelen welke verwijzen naar bijvoorbeeld een klasse, object of index. De waarde wordt door de variabele opgehaald. Meestal initialiseren met 'new' keyword (uitzondering: string type)

Slide 7 - Diapositive

variabelen String
       
  • In bovenstaande code declareer je een variabele van het type String.
  • Het is een reference type variabele want het type String slaat de waarde niet direct op maar heeft een referentie naar een stukje geheugen.
  • De naam van de variabele is (in camelCase) gebruikerNaam.
  • In de variabele wordt de waarde Jan opgeslagen.
  • Jan staat tussen " " omdat het een String (tekst) is. Een tekst zet je altijd tussen double quotes.

Slide 8 - Diapositive

Reference type variabelen
      

  • In bovenstaande code declareer je een variabele van het type string.
  • De naam van de variabele is (in camelCase) gebruikersNaam.
  • Het is een reference type variabele; er wordt verwezen naar het object Console die met behulp van de methode ReadLine() een string-waarde terug gaat geven. 
  • De variabele wordt gevuld met de tekst die de gebruiker intypt in het console.

Slide 9 - Diapositive

Methoden
  • Vergelijk met functies in Python
  • Maar is onderdeel van een class (zie hierna)
  • Een blok code die je op meerdere plekken kunt (her)gebruiken.
  •   MessageBox.Show()
  •   Console.WriteLine()
  •   Console.ReadLine()

Slide 10 - Diapositive

Methode
  • Doet 'iets'
  • Kan invoer hebben -> parameters / argumenten
  • Kan één iets teruggeven  -> return value
  • Beide strongly typed, dus je moet aangeven:
  •   datatype van de parameters
  •   datatype van de return value

Slide 11 - Diapositive

Class (type)
  • Een class kun je zien als een bouwtekening van een object.
  • Om het makkelijker uit te leggen doen we dit aan de hand van een auto.
  • De class is in dit geval de blauwdruk van een auto.

Slide 12 - Diapositive

Instantie / object
  • Een object (instantie) is gebouwd op basis van de class (-> type)
  • In dit geval is het object een gebouwde Audi op basis van de blauwdruk (class)
  • Het object is dus uniek want het
    heeft specifieke eigenschappen
    maar is gebaseerd op de
    blauwdruk. 

Slide 13 - Diapositive

Class definitie
  • Keyword 'class'
  • Binnen curly braces (scope) definieer je de 'blauwdruk':
  •   Properties (met getters / setters)
  •   Methodes
  •   Fields (variabelen voor gebruik binnen de class zelf, b.v. in methodes of properties

Slide 14 - Diapositive

Vragen

Slide 15 - Diapositive