Natuur seizoenen

• Natuur
• Basisschool
• Groep 4

Natuur

Seizoenen

wat weet je over seizoenen?

vul deze mentimeter in

              https://www.menti.com/al1qsw5gnwq8

Lesdoel

Je leert:

* welke seizoenen er zijn.

* wanneer deze beginnen.

* welke maanden elk seizoen beslaat.

* wat de kenmerken zijn van elk seizoen. 

Wanneer begint de herfst?

1. 20 augustus
2. 21 september
3. 22 novmeber
4. 19 december

1

2

3

4

Ken jij de volgorde van de seizoenen?

lente

zomer

herfst

winter

Wanneer begint de winter?

1. 20 oktober
2. 21 november
3. 21 december
4. 20 januari

Wanneer begint de lente?

1. 18 februari
2. 21 maart
3. 20 april
4. 19 mei

Wanneer begint de zomer?

1. 20 mei
2. 21 juni
3. 21 juli
4. 19 augustus

Welke maanden in welk seizoen?

winter

herfst

lente 

zomer 

Welke maanden in welk seizoen?

lente

zomer

herfst winter

maart, april en mei

juni, juli en augustus

september, oktober en november 

december, januari en februari 

Opdracht

Wat:                kies een seizoen. Zoek daarover allerlei kenmerken op. Bijvoorbeeld:

• hoe zien de bloemen en planten er in dit seizoen uit?
• wat doen dieren in de natuur in dit seizoen?
• welk weer is het vaak in dit seizoen?
• welke kleren draag jij in dit seizoen? 
• wat doe je in dit seizoen het liefst in je vrije tijd?

Wie:                 maak groepjes van 2 of 3 leerlingen.

Hoe:                maak gebruik van een i-pad

Wanneer:      gedurende 1 á 2 lessen.
Resultaat:     maak met je groepje een presentatie van jullie seizoen op een groot vel A3. Vertel 

                          volgende week aan de klas wat je gevonden hebt. 

Groepsindeling 

Winter: Olivia, Ignacy

Herfst:  Jennifer, Jill

Lente:   Bo, Dounia

Zomer: Ruby, Jayden

                Chanella, Sidney, Selin

Klaaropdracht 

teken voor elk seizoen een boom. 

nodig:

- wit blaadje/blaadje met bomen

- grijs potlood

- gum

- blokje 

- potloden/stiften 

Evaluatie

• Wat weet je nu over de seizoenen, wat je eerst nog niet wist?
• Welk seizoen past het beste bij jou en waarom?

• Hoe hebben jullie samen aan de opdracht gewerkt?