5 zuilen

5 zuilen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5 zuilen

Slide 1 - Diapositive

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
We zijn op zoek naar de belangrijkste persoon uit de Islam.
m
o
d
h
m
m
a
e

Slide 2 - Question de remorquage

Leerdoelen

  1. Je kunt een duidelijke omschrijving geven van de 5 zuilen als rituelen waarin geloof en praktijk samenkomen.
  2. Je kunt aangeven hoe jij, op dit moment, denkt over de Islam en daarbij minstens twee argumenten geven die jouw mening ondersteunen


Slide 3 - Diapositive

1. Shahada (geloofsbelijdenis)
Er is geen god dan allah en Mohammed is zijn profeet.

Niet in Allah geloven, Allah afwijzen of mensen van " de weg van Allah" afhouden is de grootste misdaad die iemand kan begaan.  

Slide 4 - Diapositive

2. Salaat (gebed)
  •  Verplicht vijf keer per dag.
  •  Volgens een Hadith door Allah aan Mohammed gegeven  tijdens de nachtreis.  
  •  Voorbereiding: ritueel wassen ( woedoe) 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

2

Slide 7 - Vidéo

04:47
Naar welke richting moeten moslims nu bidden?
A
Jeruzalem
B
Amsterdam
C
Damascus
D
Mekka

Slide 8 - Quiz

06:29
Waarom mag hij de koran niet aanraken?
A
Omdat hij geen moslim is.
B
Omdat hij net naar de wc is geweest en zijn handen niet gewassen heeft.
C
Omdat hij zich niet ritueel gereinigd heeft.
D
Omdat hij het niet gevraagd heeft.

Slide 9 - Quiz

De tasbih

  • Is een hulpmiddel bij uitspreken van de 99 namen van God.
  •  Wordt vaak gemaakt uit hout.
  •  Bestaat  uit 33 of 99 kralen.
  • Waarschijnlijk overgenomen van de boeddhisme mala .


Slide 10 - Diapositive

3. zakaat (armenbelasting)
  • Reinigen van de ziel  en moslims in nood te helpen.
  •  Niet meer vrijwillig, minimaal 2.5% van het inkomen.
  • Doel:  niet gierig te zijn en het verschil tussen arm en rijk blijft relatief klein.

Slide 11 - Diapositive

Het geld is voor
  • De armen.
  • Nieuwe bekeerlingen.
  • Slaven die geld nodig hebben om zichzelf vrij te kopen.
  • Moslims die schulden hebben.
  • vrijwilligers en strijders voor het geloof.

Slide 12 - Diapositive

4. Saum (vasten)
  • Ramadan is de belangrijkste vastenperiode. 
  •  Valt in  de negende maand van de Islamitische kalender.  
  • Vanaf zonsopgang tot zonsondergang mag men niet eten, drinken, kwaadspreken, roken en geslachtsgemeenschap hebben. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Suikerfeest
  • Het kleine feest.
  • Het einde van de vastenperiode.
  • Men brengt een bezoek aan de moskee.
  • Dag staat in teken van familiebezoek.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

5. Hadj (bedevaart)
  •  Verplichting voor iedere gezonde volwassen moslim 
  • Hadji, moslim die een hadj gedaan heeft.
  • Naast de Hadj bestaat er ook nog de Umrah (de kleine bedevaart) . 

Slide 17 - Diapositive


  •  Rituele steniging van de duivel plaats in Mina. 
  •  Moslims lopen zeven rondjes om de Ka'aba.

In de Ka'aba ligt een heilige steen die volgens de koran is neergelegd door Mohammed.


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

1 Je moet geloven in de enige god.

2 Je moet                    keer dag bidden, met je gezicht naar

3 Je moet                     van je inkomen weggeven. Dit geld is o.a voor de 

4 Je mag niet eten en drinken tijdens de,                       van zonsopkomst tot zonsondergang.

5 Je moet één keer in je leven een bedevaart maken.
1
2
3
4
6
7
Shahada
Hadj
vijf
2,5 procent
armen
Ramadan
Mekka

Slide 20 - Question de remorquage

Offerfeest
  • Het grote feest.
  • Het vlees van de geofferde dieren wordt grotendeels uitgedeeld aan mensen die weinig hebben. 
  • Tegenwoordig wordt het vlees ook ingevroren en geëxporteerd naar gebieden waar hongersnood heerst.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

wat is een ander woord voor geloofsbelijdenis?
A
salat
B
shahada
C
ramadan
D
zakaat

Slide 23 - Quiz

Welke regel hoort niet bij de 5 zuilen van de islam?
A
rituele gebeden
B
geven van aalmoezen
C
vasten
D
chanoeka vieren

Slide 24 - Quiz

Hoe heet de plek waar moslims bidden?
A
kerk
B
moskee
C
synagoge
D
tempel

Slide 25 - Quiz

hoe noem je de 5 regels van de islam?
A
de 5 plakkaten
B
de 5 regels van Mohammed
C
de 5 geboden
D
de 5 zuilen

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de geloofsbelijdenis?
A
De bekeerling spreekt de shahada uit
B
De moslim spreekt de azan uit
C
De paus zingt een volkslied
D
De atheist spreekt de Shahada uit

Slide 27 - Quiz

Wanneer is de ramadan?
A
Wanneer wij Sinterklaas vieren
B
In de 9e maand van de islamitische kalender
C
Tijdens de periode van carnaval
D
23 mei tot 18 augustus

Slide 28 - Quiz

Waar bidden moslims op?
A
een kleed
B
de tafel
C
een stoel
D
de grond

Slide 29 - Quiz

Zijn de leerdoelen behaald?

  1. Je kunt een duidelijke omschrijving geven van de 5 zuilen als rituelen waarin geloof en praktijk samenkomen.
  2. Je kunt aangeven hoe jij, op dit moment, denkt over de Islam en daarbij minstens twee argumenten geven die jouw mening ondersteunen


Slide 30 - Diapositive