Projectmanagement les 3 en 4

Projectmanagement 2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
ProjectmanagementMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Projectmanagement 2

Slide 1 - Diapositive

Projectmanagement 2

Week 1 Buitenlandexcursie

Week 2 Inleiding, uitleg projecten, P6-methode

Week 3 Opstarten en inrichten van een project

Week 4 Maken van een plan van aanpak, risico-analyse project

Week 5 Uitvoeren van een project

Week 6 Opleveren en afsluiten van het project

Week 7 Hulpmiddelen bij projecten

Week 8 Eindtoets 

Week 8 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Aanleiding voor een project
  • Er gaan zaken mis. 
  • Er is een bedreiging van buitenaf. 
  • Er doen zich nieuwe kansen voor. 
  • De organisatie bestendigt haar positie. 

Slide 5 - Diapositive

Hoe kom je daar achter?
SWOT-analyse
Confrontatiematrix

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Welke kwaliteiten heeft Starbucks?

Slide 8 - Question ouverte

Welke kansen zijn er voor Starbucks en hoe kunnen ze deze benutten?

Slide 9 - Question ouverte

Sterktes 
  • Welke voordelen biedt u uw klanten? 
  • Wat doet u beter dan uw concurrenten? 
  • Waarom kiezen klanten eerder voor u dan uw concurrenten? 
  • Wat zijn onze Unique Selling Points (USP’s)? 
  • Welke factoren hebben een belangrijk invloed op het koopgedrag van uw klanten?

Slide 10 - Diapositive

Zwaktes
  • Wat kan er vanuit de organisatie verbeterd worden? 
  • Wat moet vooral ontweken worden binnen de organisatie of het project? 
  • Welke zwakheden zien onze klanten? 
  • Waardoor worden er klanten verloren of wordt er markt verloren?

Slide 11 - Diapositive

Kansen
  • Welke interessante trends zijn er waar de organisatie of het project op in zou kunnen spelen?
  • Wat zijn nu kansen voor de organisatie of het project?

Slide 12 - Diapositive

Bedreigingen
  • Welke mogelijke blokkades of externe risico’s kunnen we identificeren voor de organisatie of het project?
  • Hoe ziet de financiële situatie van het project of de organisatie eruit?
  • In hoeverre vormen nieuwe technologieën voor het project of de organisatie een bedreiging?
  • Zijn geïdentificeerde zwaktes een bedreiging voor het project of de organisatie?
  • In hoeverre voldoen we aan de kwaliteitseisen van de markt en kunnen we nog concurreren met andere aanbieders?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Projectopdracht

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat is géén kenmerk van een project?
A
Vastgesteld begin en eind
B
Vooraf bepaald budget
C
Naast gewone werkzaamheden
D
Één werkwijze

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de drie "peilers" bij projectmatig werken?
A
Tijd-Budget-Kwaliteit
B
Tijd-Kwaliteit-Planning
C
Budget-Disciplines-Resultaat
D
Planning-Kwaliteit-Werkwijze

Slide 19 - Quiz

Wat is de basis voor projectmatig werken?
A
SMED
B
KAIZEN
C
SMART
D
PDCA

Slide 20 - Quiz

Wat is een multidisciplinair team?
A
Team dat bestaat uit verschillende persoonlijkheden
B
Team dat bestaat uit verschillende afdeling
C
Team dat bestaat uit verschillende expertises
D
Team dat bestaat uit veel mensen

Slide 21 - Quiz

Als een project .............. heb je wat ........
Als een project ............ heb je wat .....
A
Slaagt-geleerd-mislukt-bereikt
B
Slaagt-mislukt-bereikt-geleerd
C
Slaagt-bereikt-mislukt-geleerd
D
Mislukt-bereikt-slaagt-geleerd

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de P6-methode?
A
Opstart-Maken PvA-Inrichten-Uitvoeren-Opleveren-Afsluiten
B
Opstart-Maken PvA-Inrichten-Uitvoeren-Afsluiten-Opleveren
C
Maken PvA-opstart-Inrichten-Uitvoeren-Opleveren-Afsluiten
D
Opstart-Inrichten-Maken PvA-Uitvoeren-Opleveren-Afsluiten

Slide 23 - Quiz

Wat is het verschil tussen een projectvoorstel en een projectopdracht?
A
Voorstel heeft als doel te overtuigen, opdracht niet
B
Opdracht heeft als doel te overtuigen, voorstel niet
C
Opdracht is nodig om direct aan de slag te gaan, voorstel niet
D
Voorstel is nodig om direct aan de slag te gaan, opdracht niet

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive