Spelling H6: Aan elkaar of los?

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
schouder tas
B
schoudertas

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
zilveren ring
B
zilverenring

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom schrijf je 'schoudertas' aan elkaar, maar 'fantastische tas' los?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De regels voor het aan elkaar schrijven:
Woorden die één begrip vormen, dus die één ding zijn, schrijf je aan elkaar. Daarvoor heb je een aantal regels:
1. Samenstellingen van drie woorden of minder schrijf je aan elkaar. 
Voorbeeld: Warm+water+voorziening = warmwatervoorziening
bagage+drager = bagagedrager



Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
fiets sleutel
B
fietssleutel

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
Fransehoofdstad
B
Franse hoofdstad

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De regels voor het aan elkaar schrijven:
2. Woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar + voorzetsel schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld: er+voorzetsel over = erover
hier+voorzetsel op = hierop
daar +voorzetsel om = daarom
waar+voorzetsel achter = waarachter

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De regels voor het aan elkaar schrijven:
3. Getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar. 
Voorbeeld: vijf+honderd+dertien = vijfhonderddertien 
drie+veertig+duizend = drieënveertigduizend

Maar: 
vijf+honderd+miljoen = vijfhonderd miljoen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
daar over
B
daarover

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
hiernaast
B
hier naast

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
onderwijsinspectie
B
onderwijs inspectie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
Vijfhonderdduizend miljoen
B
vijfhonderd duizend miljoen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De regels voor het aan elkaar schrijven:
4. Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld: hardlopen, lesgeven, schoonmaken

5. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:
Voorbeeld: dicht+bevolkt = dichtbevolkt

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Denk je dat je de theorie begrijpt en nu kan toepassen?
A
Ik denk dat ik het wel begrijp
B
Ik begrijp het nog niet en ik wil graag extra uitleg.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

rode wijn glazen (betekenis: de kleur van de wijnglazen is rood)
A
rode wijnglazen
B
rodewijnglazen
C
rodewijn glazen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

rode wijnglazen of
rodewijnglazen of
rode-wijnglazen
A
rode wijnglazen
B
rodewijnglazen
C
rode-wijnglazen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?
lange + afstand + loper
hier + tegen + over
(hij zat) er + over + in

Slide 20 - Question ouverte

langeafstandloper
hiertegenover
erover in
Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar
Los
wind+dicht
goede+grap
dol+blij
groene+trui

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar
Los
tennis+racket
professioneel+racket
trainings+broek
peperdure+broek

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions