Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm
Het werkwoord wat hoort bij het onderwerp.

2-Proef: 
1. Maak de zin vragend: de persoonsvorm staat vooraan.
2. Zet de zin in een andere tijd: de persoonsvorm verandert.


Slide 2 - Diapositive

Eindelijk was deze voetballer dan toch nog miljonair geworden.
Wat is de persoonsvorm?
A
Eindelijk
B
was
C
miljonair
D
miljonair geworden

Slide 3 - Quiz

Heb jij dat wel eerst gevraagd?

Wat is de persoonsvorm?
A
Heb
B
gevraagd

Slide 4 - Quiz

Vluchten kan niet meer.

Wat is de persoonsvorm?
A
vluchten
B
kan
C
niet
D
meer

Slide 5 - Quiz

Onderwerp
Als je 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp.
Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook.
Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.

Slide 6 - Diapositive

De leeuw brulde van woede.

Wat is het onderwerp?
A
de leeuw
B
brulde
C
van
D
woede

Slide 7 - Quiz

Rico en Nico gingen laat naar huis.

Wat is het onderwerp?
A
Rico
B
Nico
C
Rico en Nico
D
huis

Slide 8 - Quiz

Herhaling
Persoonsvorm: 2-proef
Onderwerp: wie/wat + pv = onderwerp

Slide 9 - Diapositive

De hond van de buren heeft uren liggen blaffen.
Wat is de persoonsvorm?
A
heeft
B
heeft uren
C
liggen blaffen
D
heeft liggen blaffen

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Mijn zoon vind spelling niet moeilijk
A
Mijn zoon
B
vind
C
spelling

Slide 11 - Quiz

Even een uitstapje....

Slide 12 - Diapositive

De patiënt (antwoorden, vt) niet op het verzoek van de verpleegkundige.
A
antwoordde
B
antwoorden
C
antwoordden
D
antwoordt

Slide 13 - Quiz

Het voltooid deelwoord



Slide 14 - Diapositive

Het vd geeft aan dat iets afgerond is, het is voorbij.
Ik heb lang gezwommen = ik zwem nu niet meer

Slide 15 - Diapositive

Je gebruikt de regel van het TaXiKoFSCHiP ook bij het vormen van een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord:



1. Neem het hele werkwoord en haal daar -en vanaf.
2. Is de laatste letter van dit nieuwe woord een medeklinker uit het woord TaXiKoFSCHiP?
Ja > ge + stam + -t
Nee > ge + stam + -d
Hopen - en > hop. hop eindigt op een p. De p zit in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -t:
Ik heb gehoopt.
Halen - en > hal. hal eindigt op een l. De l zit niet in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -d:
Ik heb gehaald.


Slide 16 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van
'proeven' ?
(zit de letter 'v' in 'x kofschip?)
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 17 - Quiz

Geef het voltooid deelwoord van dweilen
A
gedweild
B
gedweilt

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van faxen?
A
gefaxt
B
gefaxd
C
gefaxet
D
gefaxed

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van deleten?
A
gedeleted
B
gedeletet
C
gedelet
D
gedeleet

Slide 20 - Quiz

het voltooid deelwoord van showen
A
geshowen
B
geshowt
C
geshowed
D
geshowd

Slide 21 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.

Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt

Slide 22 - Quiz

Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .....
A
beloofd
B
belooft
C
beloven

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van sms'en?
A
ge-sms't
B
gesmst
C
ge-sms'd
D
gesmsd

Slide 24 - Quiz

Aan de slag:

Studiemeter Grammatica 2F
Persoonsvorm / onderwerp / voltooid deelwoord
5 oefeningen

Slide 25 - Diapositive