hoofdstuk 4 Boeren, heren en monniken

hoofdstuk 4 Boeren, heren en monniken
Jullie maken een samenvatting van alle 4 de paragrafen.
Ik zal jullie ondersteunen door het ook heel kort samen te vatten.
Het begin van iedere paragraaf                                             
is geel.                   

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

hoofdstuk 4 Boeren, heren en monniken
Jullie maken een samenvatting van alle 4 de paragrafen.
Ik zal jullie ondersteunen door het ook heel kort samen te vatten.
Het begin van iedere paragraaf                                             
is geel.                   

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

paragraaf 1 Leven op het platteland
Na de val van het West-Romeinse Rijk zijn er 2 grote veranderingen:
1 politiek want er is niet meer 1 rijk maar een heleboel kleinere koninkrijken die onderling ruzie maken
2 economisch: door de onveiligheid wordt de specialisatie minder en de handel wordt minder, --> dus de meeste mensen worden boeren (agrarisch)

Slide 3 - Diapositive

Het domein
Het land was verdeeld in domeinen. Daarop was een rijke boer de baas, die ook bescherming kon bieden.
het domein is verdeeld in: Vroonland (van de heer)
Hoeveland (voor de pachters om te bebouwen)
woeste gronden (bos en hei, om te jagen en hout te sprokkelen)
Het leven was eenvoudig, de mensen maakten hun spullen meestal zelf

Slide 4 - Diapositive

Horigheid
De heer op een domein ging zich steeds meer bezig houden met bescherming en verdediging.
Sommige boeren hadden hun grond aan de heer afgestaan voor bescherming        zij hadden verplichtingen (pacht betalen en herendiensten verrichten--> horigen
Er waren ook vrije boeren, die konden ook pachten en moesten wel meevechten in een oorlog Dit heet hofstelsel.

Slide 5 - Diapositive

paragraaf 2 keizers, koningen en heren

Slide 6 - Diapositive

2. Nieuwe heersers in Europa
Een van de nieuwe  koninkrijken was het Frankische Rijk. Dat was de naam na de veroveringen van Clovis. Hij werd machtig door twee oorzaken:
Hij was een goede legerleider en versloeg eel vijanden
Hij was christelijk en werkte samen met de kerk in Rome.
Gevolg: Ook de kerk kreeg meer macht door de samenwerking.
rond 800 werd Karel de Grote tot keizer gekroond door de Paus. Hij wordt gezien als opvolger van de Romeinse keizers, vandaar Karel de Grote (half Gemert schijnt van hem af te stammen)

Slide 7 - Diapositive

Het leenstelsel
Het werd door Karel de Grote bedacht. Het rijk was te groot om zo te regeren, hij (leenheer) zocht dus een paar betrouwbare vrienden (leenmannen) die in zijn plaats een stuk grond zouden regeren, met zijn regels. Als zo'n vriend doodging, gaf hij het geleende land weer terug. De leenmannen moesten trouw zweren aan de leenheer. 
De leenman had ook een te groot stuk om te regeren, dus ook hij zocht leenmannen (achterleenmannen). Dat ging goed, tot ze het stuk grond na hun dood niet meer teruggaven, maar aan hun zoon gaven, als erfgoed.
Een leenman. achterleenman, achter,achterleenman, hadden ook nog mannen met paarden die voor hen vochten (ridders)
Een leenman, ahterleenman had 1 of meer domeinen, we noemen ze samen de adel en het leenidee het leenstelsel.

Slide 8 - Diapositive

Veranderingen na Karel de Grote
Na de dood van Karel de Grote in 814 veranderde de situatie:
Het rijk viel in kleinere stukjes uit elkaar (erfrecht)
Het leenstelsel werkte niet meer zo goed, de l
leenman was niet meer altijd trouw, zeker niet aan
maar 1 leenheer.
Er kwamen aanvallen van buitenaf, de Vikingen bijvoorbeeld.

Slide 9 - Diapositive

par. 3 Verspreiding van het christendom
1. Een deel van de bevolking geloofde eerst nog in Natuurgoden.(heidenen)
2. Die heidenen moesten bekeerd worden (de Frankische koningen veroverden land om het christelijk te maken zeiden ze)
3. Dan worden er kerken en kloosters geticht en er komen monniken en nonnen. Mensen die gaan bekeren heten missionarissen.
4. Missionarissen koppelden christelijke feestdagen aan heidense gebruiken, dat lukte (kerstboom bijv.)
5. Een bekende missionaris was Willibrord (de oorspronkelijke naam van deze school!)

Slide 10 - Diapositive

Een christelijke cultuur
Het christelijke geloof speelde in de middeleeuwen een grote rol op alle belangrijke momenten in het leven.
Elke kerk had een priester(een ongetrouwde man)
Behalve kerken waren de kloosters belangrijk voor het verspreiden van de christelijke cultuur (bestudeerden oude teksten en gaven onderwijs).

Slide 11 - Diapositive

De standensamenleving.
In de middeleeuwen had je vaste sociale verschillen:
1. Eerste stand was de geestelijkheid (kerkmensen).
2. De tweede stand was de adel (zij moesten beschermen).
3. De derde stand bestond niet echt, zij hadden niks te zeggen en moesten zorgen voor de andere twee. Eigenlijk is het gewoon de rest van het volk, rijk en arm, boeren en rijkere kooplieden, of ambachtslieden.

Slide 12 - Diapositive

4. De islam

Slide 13 - Diapositive

4. Het ontstaan van de islam
De islam ontstond rond 600 in het Midden-Oosten. De stichter was Mohammed. De islam is een monotheïstische godsdienst.
Mohammed geloofde in één god Allah, hij is zelf een profeet van Allah.
In het begin had hij geen succes, maar na zijn vlucht naar Medina kreg hij meer aanhangers. 622 is het begin van de islamitische jaartelling.

Slide 14 - Diapositive

De islamitische geloofsleer
Mohammed schreef de boodschappen van Allah op in de Koran.
Voor moslims is Allah de schepper van alles. Bij het leven op aarde moet je de vijf zuilen volgen:
* Er is maar één god
*bid 5x per dag
* geef aan armen en zieken
* houd je aan de Ramadan
* maak 1x in je leven een bedevaart naar Mekka
Houd je aan de leefregels, en ga naar het vrijdaggebed in de moskee.

Slide 15 - Diapositive

De verspreiding van de islam
Door de inspanningen van Mohammed verspreidde de islam zich snel over een groot gebied (zie kaartje)
Na de dood van Mohammed (623) bleef het rijk voortbestaan en werd zelfs nog groter (zie kaartje).
(christenen werden niet onderdrukt, ze mochten christen blijven, ze moesten alleen extra belasting betalen). De eenheid in het enorme rijk bleek moeilijk te bewaren, en er ontstonden ruzies over het bestuur. Het rijk verbrokkelde en er kwamen meerdere rijken met een eigen, islamitisch bestuur.

Slide 16 - Diapositive