Taal: schrijf je Sinterklaasgedicht

Doel
Ik kan een Sinterklaasgedicht schrijven van minimaal 4 regels, waarbij er twee woorden op elkaar rijmen.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Doel
Ik kan een Sinterklaasgedicht schrijven van minimaal 4 regels, waarbij er twee woorden op elkaar rijmen.

Slide 1 - Diapositive

Soorten rijm
Er zijn drie vormen om te rijmen: 

- Beginrijm (of alliteratie): Duffe Donald Deed Dom
- Klinkerrijm (of assonantie):  De wijze, kleine, geinige meid
- Eindrijm: De straten zijn vuil, ik stap in een kuil.

Slide 2 - Diapositive

Samen
Lees de volgende gedichten en beantwoord  de vraag die er boven staat.

Slide 3 - Diapositive

Wat vind je van dit gedicht?

Sint zat niet rustig in zijn stoel.
Zijn knutselkamer was

een rommelboel.
 Maar daar zag hij jouw present.
Pak hem nu maar uit fijne vent.

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden rijmen? 
Welke vorm van rijm zie je hier?
Wat geeft Piet een kind als jij?
Waarmee maakt de Sint je blij?
Hij heeft erg zijn best gedaan.
Laat dit pak niet langer staan!

Slide 5 - Diapositive

Wat weet je nu over het kind dat dit gedicht krijgt?
Zo stoer als je doet.
Maak je vaak dingen goed.
Piet heeft dit voor jou gemaakt.
Hij hoopt dat dit je raakt.

Slide 6 - Diapositive

Kijk naar het volgende filmpje

Welke twee woorden rijmen op elkaar in dit filmpje?

Schrijf ze in je schrift.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat rijmt er op...
Piet

Slide 9 - Diapositive

Piet

Slide 10 - Carte mentale

Wat rijmt er op...
Sint

Slide 11 - Diapositive

Sint

Slide 12 - Carte mentale

Wat rijmt er op...
Jou

Slide 13 - Diapositive

jou

Slide 14 - Carte mentale

Nu jij
Even op een rij:
  • Ik gebruik eindrijm in mijn sinterklaasgedicht.
  • Ik ken voorbeelden van rijmwoorden.
  • Ik heb voorbeelden gelezen van sinterklaasgedichten.

Slide 15 - Diapositive



Idee
Schrijfhulp
Nakijkhulp
  • Voor wie schrijf je je gedicht?


  • Waar houdt diegene van?


  • Hoe ziet de surprise er uit?


  • Wat heb je gekocht?
  • Bedenk een passende titel.


  • Regel 1 en 2 rijmen.


  • Regel 3 en 4 rijmen.


  • Meer regels mag altijd.
  • Past de titel goed bij het gedicht?


  • Kun je je gedicht nog mooier maken?


  • Heeft je gedicht genoeg regels?


  • Is je gedicht goed te begrijpen?

Slide 16 - Diapositive

Zelf aan het werk

Maak nu het Sinterklaasgedicht

voor je klasgenoot waarvan

je het lootje hebt.


Gedicht al af? Maak een gedicht voor iemand die je heel aardig vindt.


Slide 17 - Diapositive

Gooi de dobbelsteen!



Wat was het doel?                                                                                              Noem twee woorden die rijmen

 

Hoe ging het samenwerken?                                                                        Kon je je concentreren?


Wat vond je moeilijk?                                                                                        Wat lukte goed?

Slide 18 - Diapositive