Praktische economie - hoofdstuk 2 - paragraaf 2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Economie 3 havo

Paragraaf 2

Wat gaan we doen?

- Bespreken opgave 1 t/m 4

- uitleg over paragraaf 2

Opgave 1

Opgave 1

1. Ze gaan fysiek aan de slag met de code (terwijl andere pakketten juist alleen digitaal werken)

Opgave 1

1. Ze gaan fysiek aan de slag met de code (terwijl andere pakketten juist alleen digitaal werken)

2. Niet alleen, maar samenwerken

Opgave 2

1. De afzet is 420 euro
2. De omzet is 200 stuks
3. De winst is 420 euro
4. De omzet is 420 euro

A: De afzet is € 900

B: De omzet is 30 stuks

C. De Winst is € 900

D. De omzet is € 900

E. De winst is € 480

Lees Bron 1. Is de groei van de omzet in de industrie in het derde kwartaal vooral te danken aan de groei van de afzet of van de prijzen?

Uitleg paragraaf 2

In paragraaf 1 hebben we eigenlijk één van de begrippen uit paragraaf 2 al behandeld, namelijk de totale opbrengst.

Totale opbrengst = prijs x hoeveelheid

TO = p x q  (p = prijs, q = hoeveelheid)

Uitleg paragraaf 2

De opbrengst is één van de twee begrippen die we nodig hebben om uiteindelijk de winst te kunnen berekenen.

Winst = wat verdien ik met mijn activiteiten?

Winst = totale opbrengst - totale kosten

Uitleg paragraaf 2

We onderscheiden twee kostensoorten:

• variabele kosten: deze stijgen of dalen als de productie of verkoop toe- of afneemt.

Uitleg paragraaf 2

We onderscheiden twee kostensoorten:

• variabele kosten: deze stijgen of dalen als de productie of verkoop toe- of afneemt.
• vaste kosten: deze kosten veranderen niet als de productie of verkoop toe- of afneemt.

Uitleg paragraaf 2

We onderscheiden twee kostensoorten:

• variabele kosten: deze stijgen of dalen als de productie of verkoop toe- of afneemt.
• vaste kosten: deze kosten veranderen niet als de productie of verkoop toe- of afneemt.

Variabele kosten hangen dus af van de afzet, vaste kosten niet.

Uitleg paragraaf 2

Net als de totale opbrengst (TO) kun je ook TK in een formule uitdrukken.

TO = 10q   (de prijs is dus 10 euro)

Uitleg paragraaf 2

Net als de totale opbrengst (TO) kun je ook TK in een formule uitdrukken.

TO = 10q 

TK =  2q + 500

Uitleg paragraaf 2

Net als de totale opbrengst (TO) kun je ook TK in een formule uitdrukken.

TO = 10q 

TK =  2q + 500

De variabele kosten bedragen 2 euro per product.

De vaste kosten bedragen 500 euro

Wat zijn variabele kosten?

1. Meel voor een brood
2. De oven van de bakker
3. De pudding in een roombroodje
4. De verkoopster in de winkel

Voor de volgende keer

Maken opgave 5 t/m 9