5.6 zien [les 1]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Diapositive

Wat is hier aan de hand?
Kijk met je rechteroog naar het kruis. Sluit nu je linkeroog en breng je hoofd langzaam naar het beeldscherm toe; op een bepaald moment verdwijnt de zwarte cirkel uit je gezichtsveld

Slide 2 - Diapositive

Ogen
  • Je kan het fenomeen van de vorige slide uitleggen aan de hand van bouw van het oog

Leerdoelen:
Je kent alle onderdelen van het oog en kent de bijbehorende functies 

Je kent de pupilreflex

BRON: BINAS 87C, §5.6

Slide 3 - Diapositive

Succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: lens, pupil, netvlies, hoornvlies, harde oogrok, vaatvlies, straalvormig lichaam, iris, blinde vlek, gele vlek
  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken

BRON: BINAS  87C en  §5.6

Slide 4 - Diapositive

Buitenkant ogen
Je wenkbrauwen, oogleden met wimpers beschermen het oog.

De traanklier produceert traanvocht. Dit beschermt het oog tegen bacteriën en houdt het oog vochtig. 

De traanbuis vangt traanvocht op

Slide 5 - Diapositive

Als je moet huilen dan kan er traanvocht over je wang rollen. Leg uit hoe dit komt. Gebruik in je antwoord de begrippen traanklier en traanbuis

Slide 6 - Question ouverte

Je oog kan bewegen aan de hand van oogspieren. Hoeveel heb je er per oog? (zie BiNaS 87C)

Slide 7 - Question ouverte

Je oog van binnen
Drie lagen:
1. Witte oogrok, maar voor de iris is het doorzichtig: hoornvlies.
Het witte oogrok en het hoornvlies zorgen voor bescherming.

Slide 8 - Diapositive

Je oog van binnen (2)
Drie lagen:

Laag 2. Vaatvlies: bloedvaatjes + iris. Gat in het midden = pupil.

Slide 9 - Diapositive

Je oog van binnen (3)
Drie lagen:

Laag 3. Netvlies: bevat lichtzintuigcellen. Gele vlek bevindt zich recht achter de pupil. Hiermee zie je het best. 

Bij de blinde vlek ontstaat de zenuw. Hier zitten geen zintuigcellen en hiermee kan je dus niet zien.

Slide 10 - Diapositive

Bouw oog (87C)
12. harde oogrok met 1. oogspier
2. bindvlies wat op harde oogrok ligt (oogwit)
5. hoornvlies
13. vaatvlies
6. iris met 4. pupil
8. straalvormig lichaam
7. lensbandjes  met 10. lens
11. glasachtig lichaam
14. netvlies met 15. blinde vlek en daarachter 16. oogzenuw


Slide 11 - Diapositive

Hoe ontstaat een impuls in het oog?
A
Een lichtimpuls raakt het netvlies
B
Zintuigcellen in netvlies reageren op lichtprikkel
C
De iris en de lens zetten prikkels om

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Lien

Pupilreflex
De streepjes in je iris zijn de spiertjes (antagonisten).
- lengtespiertjes
- kringspiertjes

Pupilreflex (autonome zenuwstelsel) afhankelijk van hoeveelheid licht. 
Voorkomt overbelichting netvlies. 

Slide 14 - Diapositive

Wat is de functie van de pupilreflex? (R)
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.

Slide 15 - Quiz

Waar begint de reflexboog van de pupilreflex? En waar loopt deze langs? (T1)
A
In de iris. Loopt langs de hersenstam
B
In het netvlies. Loopt langs de hersenstam
C
In de iris. Loopt langs het ruggenmerg
D
In het netvlies. Loopt langs het ruggenmerg

Slide 16 - Quiz

Bekijk de ogen van deze kat. Welk antwoord klopt er?
A
De pupil van de kat is klein. Kringspieren zijn aangespannen, lengtespieren zijn ontspannen
B
De pupil van de kat is klein. Kringspieren zijn ontspannen, lengtespieren zijn aangespannen
C
De pupil van de kat is groot. Kringspieren zijn aangespannen, lengtespieren zijn ontspannen
D
De pupil van de kat is groot. Kringspieren zijn ontspannen, lengtespieren zijn aangespannen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Hoe zie je?
Licht gaat door je hoornvlies, voorste oogkamer en pupil.

Licht gaat vervolgens door je lens. 

Licht valt vervolgens op je netvlies. Lichtreceptoren zetten de prikkels om in impulsen. 

Impulsen gaan via je oogzenuw naar de hersenen.  


Slide 19 - Diapositive

Hoe zie je?
gele vlek = recht achter pupil

hiermee zie je het scherpst (daar waar je naar kijkt, valt op dit gebied van het netvlies)

blinde vlek = even geen netvlies  (hiermee zie je niets) want daar verlaten zenuwcellen het oog.

Slide 20 - Diapositive

Leg in eigen woorden uit wat er gebeurt in je ogen als je naar een boom kijkt.

Benoem in je antwoord de volgende termen: licht, hoornvlies, pupil, lens, netvlies, impuls, oogzenuw

Slide 21 - Question ouverte

Ons proefje
Kijk met je rechteroog naar het kruis. Sluit nu je linkeroog en breng je hoofd langzaam naar het beeldscherm toe; op een bepaald moment verdwijnt de zwarte cirkel uit je gezichtsveld: 

Slide 22 - Diapositive

Leg zo volledig mogelijk uit wat er gebeurt bij de afbeelding uit de vorige slide.

Slide 23 - Question ouverte

Controlevraag. Van buiten naar binnen kom je in je oog drie lagen tegen, wat is de juiste volgorde?
A
Netvlies, Vaatvlies, harde oogvlies
B
Vaatvlies, Netvlies, harde oogvlies
C
Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies

Slide 24 - Quiz

Controlevraag. Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 25 - Quiz

Controlevraag. Op welke plek zitten geen zintuigcellen?
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies

Slide 26 - Quiz

Controlevraag. Waar dient de ooglens voor?
A
Zorgt dat licht op de gele vlek komt
B
Het houd de pupil altijd open
C
Beschermt het oog
D
Stuurt signalen naar het netvlies

Slide 27 - Quiz

Aan het werk
Maak een begrippenlijst van alle onderdelen van het oog die we vandaag behandeld hebben met de daarbij behorende functies 

Slide 28 - Diapositive